woensdag 26 november 2014

LIMBURG FIETSPARADIJS?

Nee, nu niet met je allen, liefhebbers of bewoners van die provincie, beginnen te mekkeren en te blèren! Met bovenstaande slogan afficheert de Belgische provincie met dezelfde naam zich namelijk! Ze staat “gestencild” op de fietspaden, die, zoals zal blijken, nauwelijks aanwezig zijn.

E. had een midweek uitgezocht in een bungalowpark in het zuiden en zo vertrokken we op een maandag mooi op tijd naar die windstreek. Het was daardoor dat die dag nogal een drukke dag was en ook een met de nodige hindernissen. We waren overigens helemaal mooi op tijd op ons vakantie adres, het fraaie "Park de Lage Kempen" in Heksel, en van de sympathieke, overigens Nederlandse, uitbaatster mochten we al op tijd in die vakantiewoning, eerder dan de afgesproken en gebruikelijke tijd van 1500 uur.

Het bungalowtje was, zoals beschreven in de vakantiefolder waaruit mijn lief dit reisje had geboekt: "sober en niet al te groot", maar ach, we zijn met z’n tweeën en hadden dat wat we moesten hebben en, ach, overdreven veel luxe hoeven we ook niet. Een lekker bankstel, een goed bed een keuken met een gasstel, nu ja, een kinderhand, zeg maar. Het was een vrij klein kamp overigens, met ongeveer twintig bungalows en naast dat kamp was er ook een camping met wel meer plek voor tenten en caravans dan die twintig huisjes. Het kamp was trouwens nagenoeg leeg, want buiten ons waren er slechts twee huisjes bezet en ook de camping was trouwens zo goed als leeg. De uitbaatster vertelde wel dat er de volgende woensdag een schoolklas uit Vilvoorde (!) zou komen die acht bungalows zouden gaan bewonen en dat ze hoopte dat wij geen last van die kinderen zouden hebben. (Vilvoorde, voor de kenners, is het Sloterdijk van België, als je me begrijpt.)

Het park lag in de mooie, beboste streek van de Kempen, een kilometer of 25 ten zuiden van Valkenswaard. Na het inchecken en het uitpakken van de auto en de koffers en na het in elkaar meugelen van de fiets, die, hoe kan het anders, natuurlijk mee was, gingen we onze nodige boodschappen doen in Hechtel, een leuk en klein provincieplaatsje op een kilometer of vijf van het park gelegen. Dat boodschappen doen op zich ging prima, maar het betalen liep niet echt op rolletjes. We konden in die winkel, een zelfs niet eens al te kleine Delhaize, (de Appie van de Belgen) niet pinnen met onze Mastercard en ik moest drie verschillende PIN automaten aflopen om aan geld te komen. De eerste pinautomaat was achter een afgesloten deur, die alleen toegankelijk was met een kaart van desbetreffende bank, de KB, geloof ik. Op de deur was wel een afbeelding dat je er kon pinnen met een Mastercard, maar, als de deur afgesloten is, zal dat toch niet lukken want mijn pas gaf geen toegang tot de afgesloten ruimte. (Dit was en is een van de vele ongerijmdheden waar dit land om bekend staat, overigens.) De volgende PIN automaat was leeg en eindelijk, bij de derde en een goede twintig minuten later, had ik de Europese flappen in mijn handen. Toen we de boodschappen uitgepakt en opgeborgen hadden en we een frietje wilden gaan halen, 'steken' zegt men in het Vlaams, bleken alle frituurs in de omgeving gesloten te zijn. In de vakanties zijn we echt makkelijke eters, hoor, de dag van aankomst halen we een frietje en de overige dagen doen we het met een kopje soep en een broodje of zo, of we bakken een kipfilet met een paprika of wat tartaartjes met champignons, we hebben altijd brood en beleg in huis, maar uitgebreid koken, nou nee, dat dus niet in de vakanties.


Later bleek dat de "frietkotten" in België tussen de middag open zijn en daarna sluiten tot half zes, maar daar kwamen we dus pas de volgende dag achter, toen we het, ons aan onszelf beloofde frietje, alsnog wilden halen. Maar ook moet je dus vaak vragen om de frieten te zouten, dat gebeurt namelijk niet altijd standaard.De Belg, nu ja de Vlaming, eet zijn frieten ongezouten.

Ok, geen friet, nu, dan maar later thuis even een broodje eten want eerst wil ik toch nog even een stukje fietsen. Het was de hele afgelopen week nat geweest, maar de lange termijn voorspelling van het KNMI had aangegeven dat het deze dagen gelukkig redelijk weer zou worden. Toen ik vanmorgen de auto inpakte was het af en toe toch nog wat gaan spetteren, maar vanaf het vertrek uit Amstelveen was het allengs droger geworden en toen we in de buurt van Utrecht reden was er zelfs een zonnetje doorgebroken. En, ook deze middag was het fraai weer gebleven. Ik kleedde me dus om in fietstenue, stap op en, du moment ik het park uit fiets, krijg ik een plensbui over me heen. Terug naar het huisje dus, na precies 400 meter te hebben afgelegd. Het was ondertussen flink fris geworden, het was slechts begin september, en we besloten om de gaskachel maar aan te steken, zoals de uitbaatster ook had geadviseerd.
'Het kan in de Kempen ’s avonds behoorlijk afkoelen, had ze bij het inchecken nog gezegd, echt hoor, het wordt dan soms heel onbehagelijk', vertelde ze. Dat aansteken van het gaskacheltje, zo’n gevel model, lukte ook heel even, een knop indrukken, de vonk ontsteker indrukken en dan langzaam de andere knop op laten komen, thuis hebben we ook zo’n wat oudere moederhaard voor de CV, maar het kreng ging wel steeds weer uit. Ik besloot dus maar om naar het huis van de uitbater te lopen en om advies te vragen. Dat kreeg ik ook, doe even dit, of dat, maar het hielp geen moer, het kacheltje bleef uitgaan. Ik had de hoop al opgegeven en wilde eigenlijk niet nog eens naar die mensen terug, het was ondertussen al tegen 7 uur in de avond en zij hebben natuurlijk ook een privé leven. Op dat moment werd er op de deur geklopt en daar stond de aardige dame. 'Is het gelukt met de kachel?' vroeg ze. Na onze ontkenning probeerde ze het zelf, met als resultaat dat er enige flinke knallen en steekvlammen uit de achterkant van die kachel kwamen. Dat was natuurlijk niet in de haak en ze zei dat ze snel een ander huisje voor ons ging regelen. Dat lukte ook vlot en even later konden we in nummer 1 intrekken, schuin tegenover ons aanvankelijke woninkje, dat nummer 7 had.


Al met al was m’n vaste ritueel, om op dag van aankomst per fiets de buurt al wat te verkennen, dus aardig in het water gevallen en zo moest ik dat dus die ochtend maar doen. Ik had een mooie rit gepland, die me via Lommel en Overpelt en zo terug zou voeren. Tot overmaat van ramp schoot bij het wassen en scheren echter ook nog eens de kraan van de wasbak, dus moest ik, voor ik op pad ging, nog naar de beheerder. Ik wilde het ding zelf wel vast zetten met een waterpomp tang, maar de man, die wel een Vlaming was, zei dat hij het zo wel kwam doen. We hadden overigens prima geslapen, de bedden waren goed. En, ondanks de soberheid, is het huisje toch best lekker en gezellig. Ik had de laptop bij me en had gisteravond nog een uurtje kunnen werken aan deze bundel verhalen.

Daarna heb ik nog een E book gelezen, de jongste dochter had dat geïnstalleerd, een mooi verhaal van Harbinson, maar dat is wel wennen, hoor. Je bent zo gewend aan de vorm van het boek in je hand, het horen van het omslaan van de bladzijden, de geuren van papier en inkt, en het even makkelijk neerleggen en dan weer oppakken, waarbij je al dan niet een boekenlegger gebruikt. Nu zit je maar op een scherm te kijken en met page up of – down de bladen om te slaan. Dat is helemaal niet erg verder, lezen is lezen, maar wennen is het dus.




De pleuris van het fietsen in België is, zoals ik dat in andere vakanties ook al ervaren heb, het totale ontbreken van goede fiets bewegwijzering. Zo ook nu. Over een redelijk fietspad door allemaal mooie bossen bereikte ik Kerkhoven, een aardige buurtschap en van daar ging het naar Lommel, waar we het plan hadden om ’s middags onze benodigde boodschappen te gaan doen. Ik reed over een typisch Belgisch fietspad, gemaakt van die nare betonplaten met van die brede voegen, zodat je om de paar meter wat stuitert. De benen waren goed, en, hoewel het hier behoorlijk vals plat was, kon ik toch redelijk mijn snelheid houden. De fiets stoplichten, die op de wat grotere kruisingen staan, hebben ook niet zo een handige drukknop zo als bij ons, zodat je je kunt vasthouden aan het paaltje en het lampje recht voor je ogen hebt, maar het licht is op een zo grote hoogte aangebracht dat je een meter of twee achteruit moet stappen om te zien of het al verspringt van kleur. Na het nodige zoekwerk en wat vragen, kwam ik in het centrum van Lommel, een hele leuke plaats overigens, en, zoals overal in het zuiden, gedomineerd door een enorm grote kerk. Er waren diverse weg werkzaamheden en het centrum was ook al aardig opgebroken.


Ik zocht en vond de GB, een HEMA en een Kruidvat, zaken waar E. en ik allebei naar toe wilden, en zo, missie geslaagd, vervolgde ik mijn weg, richting Overpelt. Ik had E. beloofd rond 11 uur terug zou zijn en het was nu, door dat zoeken, ondertussen al rond tien uur geworden en dus tijd om te keren en naar “huis” te gaan dus. Een mooie tocht, tussen landerijen door, waar de mais nog niet geoogst was. En overal die huizen van de Belgen.

Er wordt gezegd dat een Belg met een baksteen in zijn maag is geboren en dat is ook zo. De bouwwerken zijn over het algemeen groot en vrij protserig, in onze calvinistische ogen dan. En, dat is ook zo maf, overal zijn de rolluiken of jaloezieën dicht en dat is ook typerend voor dit land. In Nederland zou, volgens een bepaalde theorie, dat juist niet zo zijn, omdat de dominees dan niet zouden kunnen zien of er eventueel kaart gespeeld of gegokt werd en ze, die dominees dus, dan, tijdens een avond wandeling, lees inspectie, door alle open gordijnen een goed uitzicht hadden op dat wat er bij hun kudde thuis werd uitgespookt.



In Overpelt reed ik door het leuke, kleine centrum en wilde nu richting Eksel, dat een goede vijf kilometer van dit dorpje ligt, zoals ik weet van het bestuderen van de kaart. Je zou dus denken dat er, net als chez nous, een bordje zou zijn dat die richting aangaf! Ik zal je gauw uit de droom helpen: no fucking way. Er waren borden die richtingen aangaven naar Kleine Brogel en naar Pelt, (en dat zijn dan borden die autoroutes over en naar provinciale wegen aangeven) maar Eksel, of Hechtel, vergeet het maar.

Omdat ik, goede en oudergewoonte, de kaart redelijk in mijn hoofd had geprent, wist ik dat Kleine Brogel ongeveer in de goede richting was en ook nu liet mijn richtingsgevoel me niet in de steek. Ik moest nu zo ongeveer zuidwest aan houden want dat was de goede richting, Eksel ligt ten zuidoosten van Kleine Brogel namelijk. Heel veel landerijen en een enkele kleine hoeve, afgewisseld met wat boomgroepen, maakten het landschap tot een mooi afwisselend geheel, als ik al kans had gehad om er naar te kijken, wat niet altijd lukte, doordat ik me op het slechte wegdek waarover ik reed moest concentreren. Iets verderop, ik was nu bijna in Eksel, hoorde ik een paar straaljagers van de grote vliegbasis die bij Kleine Brogel is gelegen, luid opstijgen en de rust verscheuren. En gelukkig, even later reed ik Eksel binnen. Hoewel ik niet panikeerde, zoals dat hier zo mooi heet, was ik toch wel opgelucht, want ik had er totaal geen zin in om nog langer te blijven zoeken en was nu eindelijk zo goed als thuis.

Dacht ik.

In het dorpje had ik nog even een krant gekocht in een klein zaakje waar een aardige oudere dame de scepter zwaaide en die ik in gedachten maar Marie noemde, en was nog even het kleine centrum doorgefietst, op zoek naar een frituur, want we wilden nog steeds een Vlaamse friet eten die middag. Ik had een bordje Kerkhoven gezien en die kant moest ik op, het bungalowpark lag, zoals ik wist, tussen Kerkhoven en Eksel in. Dat ene bordje Kerkhoven was dan ook het enige en verder moest ik het maar uitzoeken. Ik was ondertussen al bijna in Hechtel gekomen, dat dan weer een kilometer of vijf ten noorden van Eksel ligt, en moest dus weer een behoorlijk stuk terug. Uiteindelijk kwam ik om 20 over 11 thuis.

De kraan was overigens gemaakt.

In de krant las ik dat Laurent Fignon de dag daarvoor, na een lange strijd, overleden was.

Hij was een goede, maar niet altijd gemakkelijke coureur of mens, die, bijna tot aan zijn dood, verslag is blijven doen van het fietsen.

In de afgelopen Tour kreeg hij nog symbolisch een rood rugnummer uitgereikt, ten teken van de winnaar van de strijdlust!




zaterdag 8 november 2014

Afscheid van een maat!


OOK ALWEER EEN WAT OUDER VERHAAL, TROUWENS. IK LAAT HET EVEN ZO ALS IK HET TOEN OPSCHREEF!

Ik had gisteravond geen heuse of echte planning gemaakt voor mijn fietstocht voor vandaag. Ik wil nog steeds naar het Kopje van Bloemendaal, die ik nog nooit beklommen heb, gek genoeg. Dit beruchte "duintopje" ligt hemelsbreed maar een kilometer of dertig of zo van Amstelveen, maar het is er om een of andere reden nog nooit van gekomen. Het liefste van alles zou ik eigenlijk de totale Oranjegekte (EK 2010) willen ontlopen nu dat die bezit van ons land heeft genomen en zeker nu het elftal een ronde verder is, maar dat zal helaas niet gaan.
De grootste stad, het kleinste dorp, de meest brede weg of de smalste steeg, ze zijn allemaal tot gek wordend toe uitgedost met Oranje vlaggen en vlaggetjes, slingers, ballonnen en wat al niet. Dat gebeurt elke twee jaar weer, als het nationale elftal zich geplaatst heeft voor een of ander groot toernooi, waarbij "ze" vaak in de laatste rondes sneuvelen. In de winkel waar ik werk is zelfs een tv geplaatst, zodat klanten en werknemers, in de baas zijn tijd, de wedstrijden van het NL elftal kunnen volgen. Voor de klanten worden dan stoelen en een tafel neergezet en hapjes en drankjes worden dan gratis geserveerd.Collegae die de wedstrijd willen zien kunnen aanschuiven maar moeten die tijd dan wel weer inhalen, later op de dag. Wel allemaal heel gezellig en zo en natuurlijk heel goed voor de klantenbinding, maar ik zelf vind het toch allemaal behoorlijk overdreven. Want, toen ik aan de filiaal manager, (de vierde of vijfde voor de huidige) en een hele fijne vent overigens, die zelf een behoorlijke mountainbiker is, vroeg of hij dat ook zou doen tijdens de Tour de France, werd die wat kriegel en beweerde dat dat heel anders lag!
Het kampioenschap Voetbal bracht mensen bij elkaar, beweerde hij! Die flauwekul maakt me dus zo pissig. Je stelt de ene sport dus vele malen hoger dan een andere. Maar ja, Koning Voetbal, da's zoveel commercie en zoveel handel en poen, daar zal noot tegen op getreden mogen worden, vrees ik!
Maar goed, al met al ben ik pas om half elf 'en route', ik heb een"verplichte" vrije dag, maar de reden en de achtergrond daarvoor is nu niet zo belangrijk, ik geniet gewoon van mijn "daggie van de stichting", en het is overigens een prachtige fietsdag, het is zonnig met een prettige temperatuur, maar met een wind, die vervelend en vrij strak uit het noordoosten waait.
Omdat ik altijd met de wind tegen "heen" fiets en met de wind mee "terug", ga ik dus vandaag maar richting Haarlem en dan zo via Spaarndam terug. Ik volg de ringvaart richting Badhoevedorp en fiets door dat leuke plaatsje en vervolgens naar de Provinciale weg naar Haarlem.Ik zit toch nog behoorlijk in mijn maag met dat vreselijk nare bericht dat ik de afgelopen zaterdag op een reünie van een club mensen waar ik ooit toebehoorde, te horen kreeg, van de afgelopen zaterdag, waarin ik hoorde dat Paulus, die goede maat van me, op sterven lag. Ik had afgelopen zondag, bij mijn thuiskomst, zijn dochter aan de telefoon gehad, die, zoals men mij had verteld, de contactpersoon was. Zij vertelde dat hij het vreselijk leuk zou vinden om mij zelf nog te spreken en dat had ik beloofd. Vandaag rond 1300 zou het wel het beste uitkomen, had ze me verteld.Iets voor Haarlem steek ik de provinciale weg over en rijd iets terug richting Amsterdam. Dan draai ik onder de brug door langs de ringvaart en fiets zo door dat leuke kleine wijkje tegenover Nieuwebrug. Ik ga de Binnen Liede over en ga door Haarlemmerliede richting Penningsveer. Links van me ligt de “Mooie Nel” met haar vele jachthavens en rechts van me ligt de polder. Daarachter vervuilen de kranen van de containerterminal, die er voor vele miljoenen is neergepoot en, tot het moment van schrijven, nooit is gebruikt, de horizon.
Dan valt mijn oog op een haast Romaans kerkje, midden in de polder lijkt het. Iets voor Spaarndam gaat een fietspad die kant op. Er staat een paddenstoel langs de kant van de weg waarop ik lees dat het kerkje in Spaarnwoude moet staan. Ik bedenk me geen seconde en sla het pad in. Ik ben natuurlijk veel vaker in deze streken geweest, maar of ik die kerk ooit bewust gezien heb, of dat ik ooit in dat dorpje ben geweest? Ik durf het werkelijk niet te zeggen. Na een kilometer of zo bereik ik mijn doel. Het is een heel klein kerkje, waar het fietspad omheen gaat en het lijkt wel zo’n oud godsdiensthuis zoals je die op het Engelse platteland tegenkomt, in van die Engelse tv detectives as Midsummer Murders. Er staan wat huizen en boerderijen om heen gegroepeerd maar het ie een gehucht. Het, tegen de toren aangeplakte bouwwerkje is bijna vierkant, net als die stevige, vrij lage toren. Achter het kerkje is eveneens een heel klein, maar goed onderhouden kerkhofje. Bij een infobordje stap ik even af en lees dat er in ongeveer 2500 A.D. al bewoning op de toenmalige strandwal, die hier toen nog lag, was, opgeworpen door het water van de (toenmalige) rivier het "Y". In de 80-jarige oorlog is het dorpje met de grond gelijk gemaakt door de Spanjaarden. Dat zal dan wel tijdens het beleg van Haarlem geweest zijn, denk ik. Wat leuk is dit allemaal, zeg.
Ik fiets het historische mini plaatsje uit, zie nog een hoeve die “Einde Rust” heet en een restaurant dat “De Stal” genoemd wordt, maar volgens mij niet meer in bedrijf is. Verderop draai ik, na onder de A9 doorgereden te zijn, links af. Voor me rijd een wat oudere heer op een hybride en die heeft de snit er goed in en ik moet benen maken om hem te kunnen passeren. Bij Spaarndam fiets ik richting Halfweg. Als ik daar voor het stoplicht sta, staat er aan de overkant een groepje (in) Oranje uitgedoste schoolkinderen die vermoedelijk naar huis gaan. Waarschijnlijk hebben ze vrij gekregen om naar het Nederlandse elftal te kijken, dat vanmiddag speelt. De Osdoperweg volgend sla ik, een stuk verder, de Raasdorperweg in en via Sloten en de Oeverlanden rijd ik Amstelveen binnen.
Iets verder, vlak hij het Amsterdamse bos, ga ik even op een bankje zitten en bel mijn oude gabber. Iets wat ik met mezelf heb afgesproken. Qua tijd en plek. Van mijn kant gaat het gesprek zeer moeizaam, maar van zijn kant niet. Hij is nuchter en spreekt helder over de naderende dood. Paulus, want zo noemde ik hem altijd, om hem niet te verwarren met een andere Paul en die dan ook weer niet te verwarren met (toenmalige) schoonzoon Paul.) Ik ken hem sinds het begin van de jaren 80, toen hij aan boord van de Philips van Almonde kwam als aflosser van die andere Paul en vandaar Paulus dus. (Die Paul werd aan de wal geplaatst om de Onderofficiers opleiding te gaan volgen.) Hij was toen net 19, een niet al te grote vent, die uit Oldenzaal kwam en een sappig Tukker accent had. Het was een sportieve gozer, die het in zijn jeugd nog gebracht had tot jeugd kampioen atletiek van zijn district. Zijn bijnaam, bekend bij alle collegae in ons dienstvak, luidde Spatoe, hetgeen Maleis is voor schoen en Schoenmaker, zoals zijn achternaam luidde. (Maleis speelt nog steeds een grote rol in de KM, dat is traditioneel zo gegroeid) Hij had een groot gevoel voor humor en lustte graag een biertje en een stevig broodje shoarma. Ik zie hem nog aan dek staan bij onze eerste vaartocht, naar de exotische haven van Delfzijl. Hij zou misschien ooit, in zijn jonge jaren, de zee wel eens gezien hebben, maar bevaren had hij haar nooit, want het schip had nauwelijks haar neus buiten de strekdammen gestoken of hij veranderde van kleur. In plaats van de gezonde roze en wat bollende boerenkop, veranderde zijn gelaat in asgrauw en zeegroen en nu kwam zijn atletiek carrière goed van pas, om zo snel mogelijk een toilet op te gaan zoeken. Hij was trouwens niet de enige van de medische staf die last had van bewegingsziekte, zoals zeeziekte zo mooi wordt omschreven in de literatuur, ook de scheepsarts, de helaas veel en veel te vroeg overleden en zeer betreurde Kees Brandon Bravo had last van de (nauwelijks merkbare) zeegang en zocht zijn hut maar op, om te gaan studeren, zoals hij dat noemde. Naar Delfzijl, ja, want ons schip, met veel liefde door de bemanning de ALMO genoemd, het was een fantastisch schip, moest daar een “drijvende banenmarkt” gaan houden. Dat hield in dat we een week lang, van dinsdag ochtend tot maandagmorgen aan de steiger in Delfzijl lagen afgemeerd en dan elke dag geopend waren voor het publiek dat zijn/haar  werk bij Defensie zocht. Er waren rondleidingen aan boord, er stond een helikopter op het “vliegdek” waarover de bemanning uitleg gaf, maar ook over van alles en nog wat, (ja jongen, dit is een vliegtuig zonder aanloop, de heli dan) en er werden, door geëmbarkeerde mariniers, demonstraties gehouden met rubberboten waaruit die mariniers dan een stuk strand bestormden, gijzelaars bevrijdden en dat wat torren doen en zo,  etc.
Ik heb een jaar met hem gediend op de ALMO en hij ontwikkelde zich als een prima ziekenpa. En daarna zag ik ook hem zag ik de Onderofficiersopleiding in gaan en dat deed me deugd. We kwamen, zoals dat gaat in een kleine organisatie als de Marine, elkaar geregeld tegen en het grappige was dat hij mijn aflosser werd, toen ik werd gepensioneerd. We hebben een gesprek, we praatten, ik/we nemen afscheid. Ik klik mijn telefoon uit en blijf nog een tijd zitten op dast bankje. Ik voel de tranen in mijn ogen en de emotie ion mijn kop. Na een behoorlijk lange tijd sta ik op, ik kon niet eerder weg, de mist in mijn ogen zouden mijn blik vertroebelen, maar ik zie nog steeds niet helder, die laatste vijf kilometer!
Thuis is mijn lief, die de tv aan heeft staan,  opgetogen. Oranje staat met 1 – 0 voor. Ik vertel haar van mijn gesprek en ze zet meteen de tv uit, lief van haar.
Paul zal op uiteindelijk op 0608 overlijden. krijg dat bericht helaas pas een week nadat hij al begraven is.
Spijtig, ik had graag afscheid genomen van een goede maat.
 

Het jaar dat ik niet fietste (4)

  Enfin,ik kom bij dokter Blom terecht, op de afdeling Radiotherapie. Die afdeling zit behoorlijk verstopt in het ziekenhuis. Op de min 2 ...