dinsdag 29 mei 2012

Ridder te voet

Het was en is een naar gevoel, en ik voelde me ook behoorlijk shit en zo. Nou ja het is geen drama, de wereld raakte niet uit haar baan, zei Elschot ongeveer, de zon komt gewoon weer op, maar het is vervelend in elk geval. Voor mij dan. Vandaag ben ik 'ridder te voet' geweest, op de Eyserbosweg! Ik ben van de fiets moeten stappen in de klim. De benen waren leeg en door  opkomende krampen moest ik dus voet aan de grond zetten en een goede tweehonderd meter lopen! Erg! Ach, wat is erg? Het is meer een kwestie van gewonde trots, natuurlijk. Hoe kwam dit?
Jullie begrijpen dat we weer eens waren afgezakt naar het, in dit geval bijzonder, zonnige zuiden om een flinke trainingsrit te gaan doen. Wij, dat waren op die mooie Pinksterzondag: Frits, Bas en ik. Paul was met Sophie deze ochtend afgereisd naar Oostenrijk voor een vakantie van twee weken. (Hij had de fietsen mee, natuurlijk, want zijn echtgenote fietst ook behoorlijk sterk). We hadden het vertrek gepland vanuit, dat wat nu zo ongeveer ons vaste stekkie is geworden, Berg en Terblijt, waar het, achter de kerk, heerlijk rustig is en goed parkeren.
Ik had een aardige route uitgestippeld, maar had vertrouwde ook op Frits, die nog veel meer terreinkennis heeft en ook veel (f)linke klimmen weet te liggen in dit gebied, om ons te gidsen. Zoals je weleens gelezen hebt, geloof ik, ging en gaat hij vaak naar deze regio om te fietsen, al dan niet gekoppeld aan een vakantie. De eerste lus van de route was mijn idee overigens en geen van ons drieën was er ooit geweest: de Hallembaye, een steile en gemene uitloper van de rotsformatie waar ook de St. Pietersberg aan toe behoord. Vanuit Vise kwamen we een bocht om, hier ging het nog een fatsoenlijke vier procent naar boven en opeens, na de bocht, zagen we een muur! Maar dan bedoel ik: echt een muur! Oh shit en Oh, my God, en WTF, wat is dat? zijn ongeveer de gedachten die dan door je heen schieten. Moet ik daar naar boven? Ja, dat moet. Dat is namelijk de Hallembaye! Maar, hoewel de klim er ijzig uitzag, het was de eerste (en meteen een behoorlijk serieuze) klim van de dag en ja, je bent nog kippetje fit en, hoewel steil (12 %) gaat het wel en ik kwam aardig boven. Als laatste natuurlijk, maar dat weten jullie onderhand wel, dus daar zal ik niet meer over praten. Door wederom het totaal ontbreken van allerlei aanwijzingen voor fietsers, (lees eerdere Blogs) reden we natuurlijk weer eens verkeerd, kwamen, zonder dat een bordje dat aangaf op een heel steil stukje terecht, dat doodliep in een gravelpad en kwamen uiteindelijk aan de Rue de Garage, de steile afdaling naar Lanaye. Dalen is leuk en ik kan het aardig. Sneller en sneller gaat het, onder de bomen van de heuvel waarop Eben Emael ligt door en dan opeens is er een haarspeldbocht. Da's niet erg, dat heb je wel meer, maar dat die haarspeld bocht opeens van (redelijk) asfalt is veranderd in zeer slechte kasseien, da's andere koek. Piepende remmetjes, vloekende mannen, en uit de toeclips klikkende voeten waren even het enige wat je hoorde. Beneden, het ging al met al allemaal weer net goed, reden we door Lixhe, een saai, lelijk, typisch Waals plaatsje. We gingen de Voerstreek in en het is daar echt geen meter vlak. Zijn belofte gestand doende, had Frits een paar verassingen in petto. De steile klim naar De Planck was de eerste, wat een taai rotstuk, zeg.
Daarna gingen we weer een verveled stuk op, niet zozeer door de stijging, hoewel die pittig was, maar nu ook weer door het bijna geheel ontbreken van het deel dek van het begrip wegdek. Los asfalt, gaten, hobbels, what have you. Dit was de Crutzberg, en we gingen richting een oud meerlandenpunt dat hier ooit geweest is, tussen ons land, België en de Duitse Bond. Ik kende de klim van de Amstel Gold die ik hier eerder dit jaar gereden had en ik wist dat ik hem aan kon. Beneden, in Sippenaken, heerlijke koffie, vlaai en en een sigaretje voor mij, de junk. Op het pleintje waar de gelegenheid gevestigd was, een heerlijk terras, Le Barbeau, aanrader, echt doen, hing de onvermijdelijke plaquette ter ere van de gestorvenen in de 'Grande Guerre', de oorlog die zo veel verwoestte in dit mooie land.
Tot nu toe ging het goed vond ik, de benen deden het, de moraal was aanwezig en ook het (echte) Drielandenpunt kwam ik goed op. "Nu de Camerigh eens doen, maar dan via de moeilijke kant", vind Frits en ik vond die van de niet moeilijke kant al zo k..! Maar, het ging. Steil man, steil, maar mooi, man, mooi. Het Holsetterbos heet het daar, overigens. Grappig is hoe fietsers elkaar ook aanmoedigen. Ik zat zwaar af te zien en klom op mijn kleinste van het kleinste dat koelerastuk op, toen een man, van de andere kant komend, halt maakte, waarschijnlijk voor een sanitaire stop, mij zag buffelen en me toeriep: "Niet zo ver meer nu, man, ga door!"
Hebben jullie dat nu ook, dat er opeens een liedje door je kop schiet dat het gekmakend wordt? Dat kreeg ik toen ter plekke, zwetend, maar nog niet echt zwoegend, niet echt, tegen dat kleine stukje van 12 % op een helling die verder wel loopt.
"Door, door, door, de trein moet door, door, door etc..", zong het opeens door mijn kop. Een heel oud liedje van Sesamstraat, dat ik vaak luisterde terwijl de kinderen nog klein, thuis en geïnteresseerd waren in de meest magische straat ter wereld.
(Ik stel je gerust: toen ik vier uur later mijn straat indraaide, zong dat stomme nummer nog in mijn harsens en nu, nu ik dit zit te schrijven, 24 uur later, begint het weer. Aaargh!)
De Kruisberg is heel steil, loopt niet. Boven wachten de mannen, weer, en we lezen het monumentje voor de man die boven dood werd aaangetroffen. (Moord? Bokkenrijders?)
Ik ga het niet langer maken. De meerdere, opvolgende korte klimmen zorgden ervoor dat ik, we hadden abusievelijk eerst de Eyserweg genomen, en in Trintelen geraakt waar we, van de strenge trainer die Frits blijkt te zijn, terug moesten keren en alsnog de Eyserbosweg moesten nemen. Daar ging het lampje uit. Ik ben echt halverwege de klim, zie een dame, met een rond en stevig achterwerk voor me fietsen en hoor haar steunen en kreunen. Het geheel heeft zoiets erotisch en is zo afleidend, dat ik mijn gedachten er nauwelijks meer bij heb! Mijn fantasie gaat op hol en...
nee, nee, zo is het niet gegaan! Ik ben gewoon op! De zoveelste korte en steile klim, te weinig recuperatie tussen de klimmen in, de hitte, nee lul, je rookt en je hebt nog teveel gewicht, wees eerlijk! En: dat pleit dan ook niet in mijn voordeel, ik moet nog wel wat kilo's kwijt. Maar: ik ben niet geschapen voor die k..bergen. Ik ben en blijf die boer uit het noorden, uit de polders!
Maar enfin, ik loop een goede 200 meter, stap weer op en kom dan toch boven, dat lopen heeft even goed gedaan.
Ik hijg, ben toch behoorlijk stuk, mijn maten hebben geduld en medelijden. Waar ligt dat nu aan, doe ik soul searching? De conditie is er wel, gegeten heb ik ook, ik heb zelfs een bidon sportdrank mee, dus dat kan het ook niet zijn. Mentaal, dus, ben ik bang voor! Maaar ik kan behoorlijk afzien! Goddomme, ik weet het niet meer, nu!
Er is een ook groepje fietsers uit Vlaanderen bovengekomen (de dame met het achterwerk behoort daar ook toe) die wachten op die dame. Er is een verzorgings voertuig, met een snel Vlaams 'klappende' Belg die me koud water geeft en ik verdom het om nog een meter te klimmen. De vrienden zijn solidair, maar ik roep dat ze het rondje moeten afmaken.
De heerlijke afzink richting Elkenrade en naar Schin op Geul doet me goed en tot besef komen. Verdomme, dat gaat niet gebeuren! De Keutenberg moet beklommen, toch! Ik ben in tweestrijd. Nee, nooit meer omhoog, nooit meer! Eikel, je eigen schuld! Rook dan niet, lul, vreet minder, klootviool!
Nee, wel, nee, wel, GVD, wat nu? Maten, Marine, Uit en Thuis, dat alles schoot door mijn kop.
Shit, k.., GVD, F..., Sterf, nou ja, we hebben allemaal wel eens in dat soort zaken gezeten.
"Oké, ik ga de Keutenberg doen, shit ja, ik doe hem!"
De mannen zijn ook niet al te fris meer en begroetten mijn woorden voor wat ze zijn. Daar gaan we. Schin op Geul, links af, bruggetje, chique restaurant, huisjes, S bocht, scherp links en ja hoor! 22% voor je kneiter. Ik had al geschakeld, rijd een piemelverzetje maar mijn voorwiel komt meerdere keren vrij van dek! Ik kan niet meer staan en mijn fiets draait 90 graden en staat, ik zit er nog wel op, dwars op de weg. F...! Shit! Nou dit weer! Ik heb geen kracht maar toch wel, ergens? Ik recht mijn voertuigje en klim, zoals ik nooit geklommen heb! Zwaar? Ja. Maar ik heb voor hetere vuren gestaan, het gaat, moeilijk, pijnlijk, maar het gaat. De hele wereld rijdt me voorbij, maar, lekker belangrijk! Ik kom boven!
De Cauberg is een 'redelijk' makkie.
In Berg en Terblijt eten we frites met zuurvlees! Heerlijk, maar ik kan niet veel op, mijn maag wil niet echt meer, ik geef mijn halve portie aan Frits. Die vind dat niet erg!

De Eyserweg is geloof ik de enige heuvel die in Nederland ligt die ooit in het bergklassement (4e categorie) van de Tour is opgenomen op 4 juli 2006. De heuvel werd toen bekend als 'Cote de Trintelen'. Dat was het jaar dat de Tour aankwam in Valkenburg. Ik stond aan de voet van die klim. De sfeer onder het vele publiek was (zoals bijna altijd bij de koers) geweldig, mensen spraken, lachtten en deelden drank en voedsel met elkaar en iedereen verwachtte een Erik Dekker of een Michael Boogerd als etappewinnaar. Toen sijpelden de geruchten binnen: Dekker was gevallen, zwaar gevallen en naar een ziekenhuis afgevoerd. Bij de plek waar ik stond stuiterde een Lotto renner (wi oh wie?) tegen dek. Ik hielp hem op, gaf z'n fiets aan en hoorde een Vlaams: 'Bedankt, maat' en mijn jaar was goed! Matthias Keppler won overigens die rit.
Nederland was in rouw, met Erik Dekker kwam het verder nooit meer echt goed! Zijn carriere eindigde eigenlijk hier, verklaarde hij later. Hij werd ploegleider, liet zich in flauwe TV spelletjes zien en deemsterde een beetje weg. Jammer!












zondag 20 mei 2012

Voetbal en ik, moeilijk

Ik moet met jullie terug in de tijd. Terug in de tijd dat voetbal nog Koning Voetbal en geen Tiran Voetbal was, naar een tijd dat voetbal nog een familie (gezins) sport was, naar een tijd dat voetbal nog een sport was van en voor de gewone man.
"Die kleine man met z'n confectiepakkie 'an", zong Louis Davids ooit. (Wie was hij, Louis Davids, dan nu weer? Nou, zeg maar, de voorloper van alle Nederlandse cabaretiers en beter, echt heel veel beter, dan Freek.) Wij, jongens van mijn dorp, balden op elk pleintje, niet dat we veel pleintjes hadden in die strak gelijnde veenkolonie waar ik woonde, of op ons schoolplein. Opgevouwen jassen of shirts waren ons doel, drie corners leverden een 'pingel' op en we waren allemaal Abe Lenstra, Frans de Munck of Kick Wilstra of andere helden om de strijd om de 'leren knikker'.
(Annemarie Oster zou hebben gezegd: "nooit kleren nikker zeggen", maar dit terzijde.)
Ook kom ik uit een voetbalminnend gezin. Mijn pa was ooit een verschroeiend harde verdediger (toen heette dat nog back) van zijn club, die zelfs af en toe door de supporters van de tegenstanders (van Rodeschool, Boerenkoolstronkeradeelse Boys of van de Warfumse Football Club of zo) met een 'geopend mes' werd opgewacht en dan vaak, ter verdediging van lijf en goed, een 'klapje uitdeelde', zoals hij dat smakelijk vertelde en mijn broer, Roel, was een hele goede links buiten die ik ooit eens een goal heb zien scoren a la Bergkamp.
(Onze club werd toen ook kampioen en promoveerde. Onder andere door mijn broer dus.) Thuis werd steevast elke wedstrijd bekeken op TV.
Voetbal was goed en groot en gaaf. Voetballers waren toen nog jongens van de straat. Zonen van werkmensen die zelf ook moesten knooien en klooien en die op zondag ter ontspanning na een harde week werken een balletje gingen trappen. Ik heb ooit 'Pietje' Fransen ontmoet, een spits van GVAV, (nu heet die club FC Groningen, geloof ik), die toen een roemruchte voetballer was. Maar hij had, om aan de kost te komen, gewoon een eigen melk bezorging, in de wijk waar mijn oudste zus woonde en waar ik toen af en toe logeerde! 'Pietje' vond het leuk om mij, jochie van 10 of zo, een handtekening te geven en vroeg of ik ook voetbalde. "Ja", zei ik geheel naar waarheid, "en ik wil net zo worden als U." Ik kreeg een aai over mijn bol, een handtekening en de bestelling zuivel producten van mijn zus mee.
Ik was in de wolken natuurlijk en, na het laten zien van 'de' handtekening, het meest populaire en benijdde mannetje van school.
Jaren gaan voorbij. Ik blijf al die jaren het voetbal volgen op TV en ik blijf het leuk vinden. (Ondertussen is wel mijn wielerpassie geboren en zie ik, waar mogelijk, zoveel mogelijk fietsen op TV, naast de reguliere voetbaluitzendingen. Fietsen is in die jaren een redelijk grote sport, voornamelijk door het op- en aantreden van het TI Raleigh team van Peter Post (bij wie ik ooit nog eens bij in het wiel heb gereden) en door de grote vier, Zoetemelk, Raas, Kuiper en Kneteman! Zelf ga ik in die tijd dus ook veel fietsen en ga ik, passief en actief, genieten van die sport.)
Maar: dan gaat er ergens in de voetballerrij iets mis! In mijn ogen wordt poen de drijfveer achter de sport. Het spelletje komt in handen van 'groot geld' verdieners van de niet publieke omroepen. Deze John de Mol achtige figuren en al dat soort kille zaken harten, maken van het voetbal, sport van de 'man in the street' een sport die je alleen maar kunt volgen als je er voor gaat betalen, op speciaal daarvoor aangeschafte TV kanalen met allemaal abonnementen!  Die omroepmannetjes kopen voor heel veel geld allemaal (overigens niet al te beste) sportverslaggevers weg van de publieke omroepen. Onder andere Hugo 'komt-dat-schot' Walker, Kees Jansma en ene Jack van Gelder, bijnaam 'Cheque van Geld', mannen die helemaal niets hebben van de beleving van het voetbal voor die 'gewone man' zoals Louis Davids die bezong.
Hun missie en opdracht was: geld maken! Die opdracht bestaat erin om zoveel mogelijk de namen van sponsors en clubs te noemen en heel veel te ouwehoeren over bijzaken. Er gaan natuurlijk allemaal TV kanalen mislukken en dus op de fles, omdat die 'man in de straat', ik behoor daar ook toe, zich de wet niet laat voorschrijven door allemaal eikeltjes uit het het commerciële circuit. Er zijn een paar echt serieuze en goede verslaggevers die ook op hun smoel gaan en, later, met de staart tussen hun benen, terugkeren naar de bakermat, naar Hilversum.
(Ik steek direct en eerlijk, over het noemen van sponsors de hand in eigen boezem: zo werkt de wielerwereld, natuurlijk ook.)
In het kielzog van al die poen gaan ook de spelers kapitalen verdienen en worden voor mega bedragen ge- of verkocht. Een (middelmatige) speler verdient al gauw drie maal de Balkenende norm, toen en nu nog.
Nodeloos te zeggen dat het Voetbal uiteindelijk gewoon weer terugkwam waar het hoorde, bij de publieke omroep. Maar, waar er vroeger een korte nabeschouwing van de gespeelde wedstrijden was, gaan we een ander en akeliger fenomeen krijgen.
Ik weet nog steeds niet waarom het gebeurde, maar nu ging men deskundige 'analisten' inzetten. Het spelletje werd compleet dood geouwehoerd! En, of je nu naar Benfica vs Real Madrid of Ajax vs 010 zat te kijken of naar Marken Binnen 3 vs Oostknollendam 4, altijd zag je wel weer zo'n pratende trekpop in beeld die ging uitleggen waarom die dat deed, of juist niet of misschien wel had, nee, niet had... nou ja, bij mij hield het op! Dan kwam er ook nog eens een Ijzeren Rinus of zo in beeld, die aangaf waar het wel c.q. niet buitenspel was en zo was het leuke spelletje uit mijn jeugd, toen ik, als ik moest keepen me verbeeldde Eddy PG te zijn, verworden tot een club van mannetjes die totaal geen liefde voor het spelletje voelden. Het ergste voorbeeld daarvan was natuurlijk de tweejaarlijkse 'Frits en Henk tent', die, gejat van Mart Smeets' After Tour programma, een eigen OH programma begonnen na afloop van elke gespeelde EK of WK wedstrijd. In die uitzendingen zat dan ene Jan Mulder. Een boer. Dat mag. Een domme boer. Dat mag ook. Maar een domme, geborneerde, verveelde, narrige en domme kreten (geciteerd door een cabaretier: ze moeten dood, Frits) slakende boer, wordt iets te veel van het goede.
Ik heb het dieptepunt van mijn afkeer van het (echt best wel leuke spelletje) gevoeld tijdens het WK van '10. Ik heb toen, ostentatief, elke wedstrijd aangegrepen om mijn Ludlum collectie (die misschien nog wel saaier was dan het voetbal) te herlezen.
Het ergste zijn natuurlijk alle hypes rond 'Oranje.' Zoals je (misschien) gelezen hebt, werk ik nu een dikke twintig uur/week in een supermarkt. Daar begint in de maanden voor het begin van zo'n toernooi al. De winkels worden overspoeld met 'Oranje meuk'. Op het moment van schrijven, een maandje voor het begin van de kampioenschappen, staat ons magazijn vol met nog te plaatsen displays van allerlei fabrikanten die een graan(tje) mee willen pikken. Dat Haust toast dat doet, ok, je smeert een toastje tijdens de wedstrijd, dat allerlei Bierboeren dat doen, bier en voetbal zijn nu eenmaal aan elkaar verbonden als ei en zout, als water en vis, als Lucas en fiets, maar dat ook de M en M's meedoen, dat ook een totaal niet voetbalproduct als vuilniszakken zich oranje gaan verven en dat ook diepvriesmaalrijden zich in de kleuren van ons vorstenhuis presenteren, gaat net even te ver.
Of raketijsjes veel met het EK van doen hebben, weet ik niet, maar ze zijn er hoor, de oranje ijsjes.
Maar, ik ben in mijn leven aan het beteren nu! Ik heb vanavond een uurtje (voorzichtig aan beginnen, hoor) de wedstrijd tussen Bayern en Chelsea gevolgd. Met tussenpozen, af en toe even niet, even Paul de Leeuw opgezet, maar... dan toch liever voetbal of zelfs het Eurovisie songfestival, da's toch altijd beter!
Mijn meissie zit naar de finale te kijken: "Het wordt spannend", zegt ze,"penalty's na verlenging!"
Ik moet kijken!
Uiteindelijk wint Chelsea het van, mag ik het zeggen, de 'Moffen van Bayern'. Toch wel een goed gevoel, eigenlijk.
Ik heb vandaag naar de finale van een (overigens in het begin vrij saaie) Giro rit gekeken. Wel vuurwerk in de finale. Maar geen analyses, geen 'talking heads' die vertelden dat Hesjedahl dit had moeten doen, of Basso dat of dat Cunego nu weer ... gewoon een sportwedstrijd, met maar een winnar, en een terechte.

Nu, we gaan bijna slapen, is het geouwehoer en zijn de analyses over de westrijd net begonnen en dat zal nog wel even duren.
Tja, voetbal, ik weet het niet! Ik moet nog wel even in 'Rehab', denk ik.


























dinsdag 15 mei 2012

Waarom Fietsen?

Nou ja, de titel van dit stukje is natuurlijk een beetje eenzijdig, het had ook gewoon: 'Waarom bewegen?' kunnen heten. Ik ga nu niet al die sporten opnoemen waarbij je actief aan 'duur' sport kan doen, je bent als lezer slim genoeg om die zelf in te vullen, immers.
Waarom fietsen, dus. Dat wordt mij met de regelmaat van de klok gevraagd. Over het algemeen door mensen die zelf niet aan duursport doen of in ieder geval niet tot nauwelijks op de fiets zitten. Ik probeer hen dan uit te leggen dat ik een 'kick' krijg van al dat ge fiets. (Ik hou het nu even op fietsen, maar, zoals gezegd, vul je favoriete duursport maar in.) Maar dan wordt daar op dat antwoord vaak 'appelig' gereageerd.
Die kick is wel perfect uit te leggen op een chemisch niveau, met allemaal moeilijke formules en zo, maar ik zal het maar simpel stellen: van al dat 'ge beweeg' krijg je pijn in je lichaam. Nu vind het menselijke lichaam heel veel dingen prettig, maar pijn hoort daar niet toe. Dus produceert ze (en 'jetzt get's los') als reactie op pijn, de zogenaamde Endorfinen.
Dat zijn, je bent gewaarschuwd hoor, "polypeptides die als neurotransmitter dienen en verwant zijn aan morfine derivaten. Ze werken pijnonderdrukkend en geven je een gevoel van euforie net als opium of heroïne. Die neurotransmitter, een stof die zorgt voor overdracht van prikkels tussen zenuwcellen (ik zeg het in lekentaal, ik ben geen neuroloog) komt ook vrij als je lekkere (dus ongezonde) dingen eet."
Dat zijn dus bijvoorbeeld een patatje met, chocolade, lekkere zoete snoep etc.
(Een oude mop is dat iemand opmerkt: "Ik hou van lekkere dingen, maar: of je wordt er dik van of je vrouw wil het niet doen.")
Maar goed, die endorfinen zorgen dus voor een kick, dat is duidelijk. Daarom ben je als (duur) sporter ook zo vaak 'verslaafd' aan je sport want, net als een gewone, nou ja, wat is gewone, junk kun je geen genoeg krijgen van die kick. (Men noemt het ook wel 'runners high', overigens, maar dan in 'loop' kringen)
Vul voor die gewone junk ook in: mensen met obesitas t.g.v. al dat lekkere, dus ongezonde, eten. Waarom is een lekker speklapje of braadworstje lekkerder dan een gewone (en veel gezondere) komkommer of tomaat zonder vettige toevoegingen? We ginnegappen met z'n allen wel om die programma's over afvallen en dieten en zo, ik ook, hoor maar die mensen hebben een echt probleem.
Ik geef nog wat voorbeelden: toen ik nog actief in de (marine) verpleging werkte, moest ik wel eens morfine spuiten bij patiënten die op een of andere manier tijdelijk een enorme pijnstilling nodig hadden. (Mariniers met de schouders uit de kom of gebroken leden, of een matroos die voor 35% verbrand was nadat een kokende koffiepercolator zich had losgeworsteld op een 'zeetje' en hem had bedolven). Die morfine werkte eigenlijk behoorlijk rap uit en na een redelijk lange tocht per ambu of per schip, denk hierbij aan meerdere uren, over hobbelige wateren of idem wegen/paden, vroegen de patiënten vaak zelf meerdere malen om nog zo'n prik, want het voelde zoooo goed!
Er is mij ooit door een lesgevende apotheker ooit eens vertelt dat een shot heroïne/morfine het gevoel geeft van een uren durend multiple orgasme! (Wie zou dat niet willen, toch?) Enfin, zo snel kan een beginnende verslaving toeslaan!
Een ander voorbeeld: ik rijd terug van het werk, een lang stuk tegen de wind in. De dag verliep voor mij tot nu toe erg in mineur. Werk dat niet afkwam, een collega die moeilijk deed, een chef die kortaangebonden was, nog eens een uur langer moeten werken om de rommel van een ander op te ruimen en een salarisstrookje dat veel te weinig gewerkte uren aangaf en waar ik dus weer eens achter aan moest en de belastingaangifte moest ik nu eindelijk ook nog eens gaan doen.
Ik moet, met die tegenwind, echt beulen om vooruit te komen, mijn kop nog vol met al dat gezeur en gedoe van de dag. En dan, opeens, is mijn kop leeg. Opeens zet ik dingen in het juiste perspectief. Ik weet dat ik die belastingpapieren eigenlijk in een half uur voor elkaar heb, als ik op mijn gemak even ga zitten en even rustig nadenk, ik weet dat dat gezeik van de chef eigenlijk wel een beetje terecht was, ik had gisteren inderdaad een steekje laten vallen en had daardoor vandaag dat uurtje extra even gewerkt. Morgen is die rommel weer weg, ja en die collega zijn vrouw is zwanger en dat is allemaal best spannend en maakt hem wat gespannen. Nou ja, die uren van mijn salarisstrookje, ja, daar moet ik met mijn agenda in de hand wel even achteraan, maar dat trekken we voor de volgende maand wel weer recht, toch?
Oké, omdat je zo aandringt, nog eentje dan: Ik rijd in en door de heuvels in Limburg. Ik ben, maar dat heb je al gelezen, geen klimmer, maar na een kilometer of dertig a veertig, maakt zich een een soort van vredigheid en nou ja, zeg maar, blijdschap van me meester. Ik voel me senang, ik voel me lekker. Pijn in mijn poten, dat wel, maar ik zie mensen om me heen die dat ook hebben en dan misschien nog wel erger. Ik stort me dan in de afzink van de Vaalserberg en neem bochten aan de buitenkant en ben me van geen gevaar bewust. Nee, juist wel!
Ik bril, overigens. Niet al te sterk hoor, - 2 beiderzijds of zo, maar ik draag de bril tijdens het fietsen nooit. Want, en nu in deze afzink ook, tijdens het fietsen zie ik scherper zonder dan met correctie! Ik zie echt alles. De weg voor me, de gaten in het wegdek, de nog vochtige plekken van de regenbui van de vorige nacht, drie bochten verderop zie ik de Audi al aankomen en de BMW die haar inhaalt en weet ik dat ik daar, exact daar, naar de kant moet. Ik zie het meisje op haar roze Batavus en voel, nee weet, dat ze angstig en dik remmend die bocht in zal duiken en ik bereken, nee zie, waar ik haar zal passeren! Ik ben scherp. Dat is natuurlijk niet alleen het prettige en wat verdovende gevoel van die endorfinen maar ook van de adrenaline, die ik nu ook aanmaak. Om het nu even helemaal op een lesje chemie te laten lijken, het volgende.
Adrenaline is ook een lichaamseigen stof. Ze zorgt o.a. voor de aanmaak van suikers uit opgeslagen bijproducten van die suikers. (Glucagon/glycogeen etc.) Door adrenaline ga je scherper reageren, omdat er juist een toestoot van suiker (glucose) in je bloed komt. Bovendien vernauwt het spul je bloedvaten en (daardoor) verhoogt het je bloeddruk en je hartslag. Ergo: in verhouding meer zuurstof in je hersenen, dus betere werking van de grijze materie. Adrenaline werd vroeger ook wel het vluchthormoon genoemd. Je lijf is eigenlijk een grote chemische fabriek. Besef ook dat je lever alleen al ongeveer 80 verschillende stoffen afbreekt en/of aanmaakt!

Is het vorige nu zo simplistisch? Ja, misschien wel. Maar het is wel zo als ik het ervaar.
Natuurlijk moet je je eigen zaken regelen en ben je natuurlijk zelf verantwoordelijk voor al je gedragingen (ook in het verkeer) en lossen die endorfines geen eigenlijke zaken op, maar ze geven je wel de mogelijkheid dat je dingen in een perspectief kan zetten, zo als ik al aangaf.
Verslavend? Absoluut, maar, geloof ik, veel minder gevaarlijk dan de dingen waar je aan verslaafd kan raken die uit allerlei fabrieken of brouwerijen of coffee shops komen.
Natuurlijk heeft het idee dat je buiten aan het bewegen bent en met je kanis in de 'natuur' zit er ook alles mee te meken dat je je beter voelt, toch? Een lekkere wandeling door een park of bos geeft ook een goed gevoel en of dat nu ook alleeen maar met de chemische stofjes uit je lijf te maken heeft?

Nogmaals, ik ben geen arts of endocrinoloog, maar dit is, heel simpel vertaald, ongeveer zoals (voornamelijk duur) sport werkt en wat het doet met de mens.
Dus, zoals ik al schreef: "Je bent gewaarschuwd".
Maar, wil je een verslaving, dan lijkt me deze wel een van de beste!


















dinsdag 8 mei 2012

Weer naar Bronkhorst

In het boek 'De Berg' (of 'De Bergen' we zijn er nog niet uit) zal een verhaal verschijnen dat 'Bronkhorst Revisited' gaat heten. Inderdaad, naar Evelyn Waugh's "Brideshead Revisited". Echter niet met die literaire pretentie hoor, maar over literatuur en vooral over literaire pretenties ga ik het nog wel eens hebben.
Daarom heeft deze Blog als titel, nou ja, die titel dus. Want weer gingen we naar Bronkhorst en weer op een koude, winderige en sombere zondag, maar nu in mei. Heel langzaam begint Al Gore gelijk te krijgen, ben ik bang voor, als hij het over de 'Global Warming' heeft. Ergens op de aarde warmt het op, alleen nog niet op de stukken waar wij fietsen! Wij dat waren deze zondag (0605) alleen Paul, Frits en ik. Bas gaf forfait i.v.m. training voor het schaatsen (nee, dat heeft niets met Global Warming te maken, maar de jongen is lid van de kernploeg van Utrecht) en Ron en Peet waren nog geblesseerd. Het vertrek hadden we (weer) gepland om 0900 vanaf het parkeerterrein van het Militair tehuis aan de Wolweg, bij Stroe. De tocht ging dan over het gemene valse plat langs de N344 naar Apeldoorn. Gemeen vals plat en een 'Trompe l'Oeil'. Het lijkt of je zachtjes daalt, maar nee hoor, het stijgt langzaam maar verraderlijk. Dat gaat door tot aan de (voormalige) Echoput. Helaas is deze bron des vermaaks voor de jeugd van onze generatie gesloten, maar wie van onze generatie kent het niet? Het kleine gebouwtje, dat de oude put herbergde (die ooit gegraven is ten tijde van Napoleon om de paarden van de Napoleontische legers te drenken) en waar je zulke vreselijk leuke echo's kon horen op de vraag: "Hoe heet de koning van Wezel?  Ezel ezel!" Of: "Wat eet Jacoba van Beieren? Eieren, eieren!"
Nu staat er een blokkendoos annex viersterren hotel annex idem sterren restaurant waar je een menu kunt eten vanaf 85 euro. (Alleen de amuse dan).
(In Hoog Elten, bij de Gelders/Duitse grens is overigens nog een echoput.)
We gaan even bij Het Loo kijken en het mooie gebouw, ooit thuis van drie van onze Wilhelmina's, bewonderen. Dan door Apeldoorn zelf, langs mooie stad villa's en langs het Apeldoornse kanaal afzakken en we komen dan via een slingertje door het oeroude landschap, uiteindelijk in Brummen aan.
(Nu eens van een andere en dus voor mij niet helemaal herkenbare kant en dus wordt het zoeken in het dorpje, tot veel hilariteit en, naar mijn smaak,  misplaatste grapjes mijner richting over verkenningen en route planningen en zo). Maar, zoals je al eerder gelezen hebt, hoort dat soort gein erbij en dat is schijnbaar en klaarblijkelijk onze vorm van humor.
Kennen jullie het pontje tussen Brummen en Bronkhorst? Nee? Het is een absolute aanrader. Moet je echt eens doen. Ik kwam er eens in het stervenskoude voorjaar van '10. Toen kwam ik van de andere kant, van Doesburg dus en het fraaie fietspad, dat langs de IJssel loopt, was nog maar net aangelegd.
Het was zelfs zo nieuw dat het asfalt nog stoomde van het afkoelen, om het maar scherp te stellen. Nee, niet waar, maar ik weet zeker dat ik een van de eerste fietsers was, die het pad bereed. Dat was te zien aan het ongerepte en niet in gesleten 'macadam'.
Ik kwam bij het veer, onder aan de dijk. Het (gier) pontje lag er, maar was geheel verlaten. Geen veerman te zien. Er stond een soort bushokje en ik besloot om daar eens te gaan kijken. Daar stond dan weer een 06 nummer dat je moest bellen als je overgezet wilde worden en, net toen ik mijn mobieltje uit het zakje van mijn wielerjas had geplukt, zag ik, op de hoog aan de dijk gelegen boerderij, een deur opengaaan en een man op een fiets stappen. Hij bleek inderdaad 'The Ferryman' te zijn, die, redelijk misnoegd, naar beneden kwam om mij, enige passagier, over te zetten. Ik begreep zijn reactie wel, ik had het, na een uur of twee fietsen, ook stervenskoud en ik plukte hem waarschijnlijk bij de boerin en de warme kachel weg. Hij grommelde en mopperde wat, maar liet het vaartuigje toch van wal steken. De prijs was 1 euro, maar ik gaf hem een 2 euro munt, deed royaal: "laat maar zitten" en prompt was hij verzoend met zijn lot en nodigde me uit om in het stuurhuis te komen. Ik sloeg dat af, ik wilde even roken en ondertussen bekeek ik het 'overzetregelement' dat stamde uit de tijd dat de Swiebertjes nog op onze aarde rondliepen. (Alleen al voor dat regelement zou je de tocht wagen. Mooie zinnen: "Onbekende met pak en  zak 3 cent, bekende 2 cent, hondenkar 4 cent" en dergelijke).
Op deze sombere dag, waarop de IJssel stroomde dat het een lust was en de pont behoorlijk gierde, waren wij aanvankelijk, samen met twee vrouwelijke wandelaars, de enige passagiers. Maar daar kwam verandering in toen er weer eens zo'n vreselijke club motorrijders de pont op kwamen rijden.
Ik ben een behoorlijk tolerant mens en dat geldt ook voor de makkers. Maar, waar wij alledrie een enorm probleem mee hebben zijn die afgrijselijke clubs met motorrijders die elke zondag de heerlijke, rustige en van bijna alle verkeer gespeende dijken komen bevolken. Het geknetter en het gebrom en de stank zijn vreselijk. Om, ons land is gelukkig een vrij land en niemand wil je verbieden waar te rijden, maar moet dat nu echt op die smalle dijkjes en polderweggetjes, met die 500 en + cc motoren? (In mijn boek 'Over mijn toeren' ga ik daar nogal over tekeer, trouwens en ik zal dat nu niet herhalen.)
Ik betaal 'The Ferryman' en neurie het deuntje van die geweldige TV serie uit de jaren '80.
Nooit gezien? Dan heb je wat gemist, echt. Ik ga het nu allemaal niet verhalen, nu, maar die 'Ferryman' verwijst ook naar Charon, die veerman is en die de doden overzet naar hun rijk, Hades.
(Lees mijn boek dat ik al eerder noemde, ik verwijs er daarin ook naar.)
Als de pont op de andere oever komt en de slagboom omhoog gaat, start een van de motoren niet!
Groot gegrijns van ons en aanmoedigingen aan de mensen die de motor, tegen het steile talud op, moeten aanduwen. "Nog maar twintig kilometer hoor, dan kom je bij een garage", "Als je nu pedalen had, kon je met ons mee fietsen" en dat soort opbeurende kreten slaken we.

Bronkhorst is Bronkhorst en zal noot veranderen, gelukkig. Een dorpje, nee, het is een stadje, van kleine straatjes, mooie huizen, kasseitjes en twee grote horeca gelegenheden. Wij meren af bij 'Het Wapen van Bronkhorst', stallen onze fietsen tegen de kerkmuur tegenover de gelegenheid en gaan binnen zitten. Het is nog steeds stervenskoud en bewolkt en het miezert nog wat. Het is een fraai horecapand, zowel extern als intern en we bestellen en krijgen lekkere koffie en appelgebak.
De stamtafel is redelijk vol met habitués wil ik schrijven, maar ik weet niet of de spellingcontrole mee doet. Nu ja, met stamgasten, dus. Ik herken en begroet een oudere mijnheer en ook de vrinden herkennen hem. "Dat was toch die man van de vorige keer?" aarzelt Paul.
Ja, dat was de man van de vorige keer. Toen, eind augustus '11 zaten we heerlijk op het terras en aan het belendende tafeltje zat die oudere mijnheer. Hij rookte een sigaartje en had, ondanks het (in onze ogen) redelijk vroege uur een cognacje voor zich staan. Hij las een blad en wij vroegen ons terloops af waarom Bronkhorst nu als 'Dickens' stadje werd geafficheerd. God ja, het was een leuk plaatsje met voornoemde gebouwen en straatjes, maar helemaal niet Engels of 19e eeuws of zo.
De mijnheer naast ons nam een slokje uit zijn glas, vouwde het blad waarin hij had zitten lezen weg en nam bedachtzaam een trekje van zijn sigaartje.
"Kijk, heren", begon hij, "ik hoorde toevallig jullie vraag en ik wil, als jullie dat niet erg vinden, daar wel een antwoord op geven. Er woont hier in de stad ene mijnheer De Jong. Deze mijnheer was, en is, zo gek op Dickens en alles wat daar mee te maken had en heeft, dat hij al jaren alles verzamelde en bijeenbracht wat met die grootste schrijver uit het Engelse taalgebied te maken had en heeft. Nu ja, op een gegeven moment was zijn woning te klein en zijn echtgenote het beu en zo huurde hij een toevallig leegkomend pand en richtte daar dan maar een Dickens museum in."
Wij dankten hem voor de informatie en gingen, iets later, ons weegs.
(Uren later thuis gekomen begon ik aan het verhaal 'Bronkhorst revisited' en wilde nog even het verhaal over het D. museum checken. Er stonden foto's op de site die ik aandachtig bekeek.
Wat en wie schetst mijn verbazing toen ik in de oudere terrasbezoeker die mijnheer De Jong zelf herkende?)

De tocht gaat verder en ik ook. Kort: we doen de klimmen, ik kom redelijk boven en voel me steeds zekerder worden voor het doel. Bij de auto's schudden we handen en ik bel E. die me zegt dat het heerlijk weer is in Amstelveen. "De hele dag zon, joh", zegt ze. Ik sluit mijn telefoon en kijk nog eens naar de grijze en grauwe lucht boven de Veluwe.
Als ik over de A1 bij Amersfoort kom, gaat de bewolking over in uitbundige zonneschijn.
































vrijdag 4 mei 2012

Over de 'mannen'

Goed mensen, zoals beloofd een geschrift over de club waarmee ik de Alp d' wil gaan doen.
Er is een harde kern van vier mannen, Frits, Paul, Bas en ik. Er is nog een vijfde die mee 'omhoog' gaat, en die, samen met zijn vrouw ook meegaat naar Frankrijk, maar hem en haar ken ik niet, althans nog niet. Hij, Gerard, is de 'chef' van Paul die, na zijn 'pensionering' uit de Koninklijke Marine in een fietsenwinkel werkt in Houten. Het Banierhuis, heet die zaak en het schijnt een gerenommeerde tent te zijn, hoor. (Ze hebben een mooie eigen site, in elk geval).
Goed, wat meer dus over de echte 'harde kern', zoals wij ons, een beetje trots, noemen. Die harde kern heeft ook wat 'volgers', maatjes, Ron en Peter, die af en toe een stukje meerijden in de voorbereidingstochten, maar die er voor hebben gekozen om niet mee te gaan naar Frankrijk (door privé of zakelijke redenen) maar over hen weer later, oké?
Ik begin bij de oudste van de maten en, toevallig, niet in leeftijd. In alle eerlijkheid is Frits de oudste 'maat' van allemaal. Ik leerde hem aan het eind, nee misschien in het midden van de jaren '70, in elk geval aan het einde van de vorige eeuw, kennen. (Mooie zin, iets dieps, zoals bij Joseph Conrad) Frits was toen mijn 'baas' zeg maar in de ziekenboeg van de Marine Kazerne Amsterdam, waar we toen allebei dienden. Hij was een jonge en enthousiaste arts, brilde, hield van gebakken aardappelen en fietste. Zijn gevoel voor humor was haast Engels te noemen en dat sloot ook behoorlijk bij mijn belevingwereld aan. Ik had in die tijd mijn eerste echte racefiets aangeschaft, een 'Batavus Course' en was daar, na een trainingritje, eens mee naar de ziekenboeg gegaan om wat water te halen voor het laatste stuk van de rit. Frits en ik raakten aan de praat, besloten samen te gaan fietsen en uiteindelijk werd hij mijn leermeester als ik dat zo mag zeggen. Ik zal hem altijd dankbaar blijven voor het feit dat hij mijn fietspassie heeft gevoed! (Dit is geen heldenverering, hoor, het is zoals het gebeurde)
Hij is van mijn leeftijd. Jonger zelfs, een jaartje. Die leeftijd is dus eind vijftig, voor het goede begrip.
Maar wij zijn allebei nog heel actief, zowel in het dagelijkse (werk)leven als in het sportieve leven.
Zoals het gaat in het leven raak je elkaar uit het oog kwijt. Jaren later, mede door toedoen van Paul, ontmoetten we elkaar weer eens tijdens een reünie. De vriendschap, want dat was het wel geworden, had niet geleden onder de scheiding. We besloten, weer door toedoen van die dekselse Paul, om met ons drieën de Alp d' te gaan beklimmen. De redenen daarvoor heb je al in de vorige Blogs kunnen lezen. Zo ging een herkennismaking van start met als resultaat dat we elkaar nu bijna tweewekelijks zien tijdens onze trainingritten in de voorbereiding van 'De Berg.'
(Frits is gehuwd met Ineke en ze hebben een dochter en een zoon)
Paul, de tweede in de rij. Niet qua vriendschap gevoelens, maar in de chronologie.Hem leerde ik ergens in de jaren '80 kennen, toen we samen het 'medische team', ik als korporaal, Paul als ziekenpa der eerste klasse, van het fregat Philips van Almonde vormden. Over team gesproken. Wat ik vergat wist Paul, wat Paul naliet deed ik en dat een kleine twee jaar lang. Geweldige jaren waarvan ik nog een hele boel weet. Ik zal nu niet uitweiden over allerlei zaken, maar geloof me, Paul en ik hebben hard gewerkt, nog veel meer meegemaakt, maar het allermeest gelachen. Voor hen die Paul kennen, vraag hem maar eens over het: 'schoonschippen, het punthoofd en de eerste officier', of over 'het vangen van bussen in Weymouth'.
Af en aan, zo gaat dat bij de Marine, kwamen we elkaar weer te, dienden samen in de zelfde kazerne of maakten fietstochten. Ik prijs mezelf een beetje dat ik Paul 'aan het fietsen heb geholpen', zoals hij zijn zoon Bas, weer aan het fietsen heeft geholpen.
Over Bas kan ik vrij kort zijn, nee, moet ik kort zijn.
Ik ken Bas, tot nu toe, nauwelijks. Ik heb hem als baby, E. en ik gingen op kraamvisite, op schoot gehad en de volgende keer dat ik hem echt zag, was hij een twintiger. Een slanke, ranke jonge gozer die fysiotherapeut is (bijna) en die klimt als een Colombiaantje en die me jaloers maakt op zijn jeugd.
Hij is, gelukkig, minder een spraakwaterval dan zijn vader en een ontzettend aardige knul. Ook een sociaal bewogen man, mocht ik merken. Tijdens de laatste tocht die we samen reden en waarbij ik nogal wat last van de knie had, kwam hij zich af en toe even laten uitzakken om te informeren 'hoe het nu ging'. Een aardig gebaar van een aardige jonge kerel, toch!





















Het jaar dat ik niet fietste (4)

  Enfin,ik kom bij dokter Blom terecht, op de afdeling Radiotherapie. Die afdeling zit behoorlijk verstopt in het ziekenhuis. Op de min 2 ...