woensdag 12 april 2017

Afscheid in stijl.

4 juli 2006. Dat was de dag dat het TdF peloton de Cote de Trintelen aan deed. Een colletje van de vierde categorie, overigens. Ik weet dat nog. Ik stond aan het begin van die klim, in Eys, dat fraaie dorpje dat aan de voet van de Eyserbosweg ligt. We stonden te wachten op het peloton. Dat peloton reed die dag van Esch-zur-Alzette, een plaats in Luxemburg, naar Valkenburg. (Het was in die beruchte etappe dat Eric Dekker zo hard op zijn muil ging en dat dan dus de indirecte aanleiding was voor het beëindigen van een fantastische carrière.)
Nu zeg ik wel dat Ik aan het begin van die klim stond naar Trintelen, maar ik stond daar niet alleen. Er stonden tientallen mens om me, ons, heen. Natuurlijk. Fietsen leeft in ons land en al helemaal in Limburg. Maar, als ik ons zeg, bedoel ik een 'ooitmalig' maatje van me. Ene A. A. was erg braaf mens met een behoorlijk interessante loopbaan als hoofd beveiliging van een hele grote internationale firma. A. was bezeten van fietsen en van wielrennen. Ik kwam hem, een beetje vreemd genoeg, tegen bij een fietsenmaker waar ik toen af en toe werkte. Vreemd genoeg, want A. had een frame op maat laten maken bij een firma die zich daar in specialiseerde, ergens in de hoofdstad, bij de gerenommeerde firma Kaptein. 
A. woonde toen in de Bijlmer, waar mijn fietsenmakertje een werkplaats anno winkel had onder het Bijlmer station. (En over die man, die gouwe klauwe had, overigens en zijn partner heb ik nog dozen vol met herinneringen. Over SM dingetjes en vreemdgaan en geld smijten en zeven manieren van op een dag vreemd gaan, maar ik laat het hier even bij. Maar: daag me niet uit, ik kan der wel een Blog over schrijven.)
Als je dus een race fiets op maat kan laten maken, ben je goed bij kas en dat was A. ook. Hij was een vrije jongen, kwam van oud geld, was uit het Tukkerse afkomstig en, ja, helaas, vijftig centimeter te klein voor zijn gewicht. Maar hij fietste graag. Maar, doordat de aarde een aantrekkingskracht heeft die lineair verbonden is aan het gewicht dat die aantrekkingskracht wil ontstijgen, is het nu eenmaal zo dat hoe zwaarder het object is dat de aantrekkingskracht wil gaan ontsnappen, hoe meer energie het object moet gaan leveren. Bij de les? Goed. A. kon nauwelijks een viaduct op. De Schellingwouder bruggen (fraaie bouwsels in Mokum) deden hem pijn en die zijn net aan steiler dan een vluchtheuvel.
Ik was toen geen slanke den, maar ik woog wel veel minder dan A. 
Maar, hij wilde absoluut naar de etappe kijken en ook nog een stuk fietsen in die buurt. Ik moest dan maar een route plannen, maar die moest niet te steil zijn. Nu ja, dat deed ik.
We hadden zijn (lease) auto in Voerendaal geparkeerd. De fietsen hadden we in elkaar gezet en "en route." Vanaf Voerendaal naar Ubachsberg en zo naar Trintelen moesten we over een heuvel, de, ja, maf, de Ubachsberg. Ik was in goede conditie, had net mijn Giant OCR1, waar ik nog steeds op rijd en een trouwere en fraaiere fiets moet ik nog tegen komen. (Ik heb ook een Defy overigens en nog wat race fietsen, maar de OCR is heel goed.)
Ik kwam goed over de Bergweg, zoals de straat heet, maar zag al na honderd meter dat A. de klim lopend deed. (WTF, waarom wil je dan gaan fietsen in Limland, dacht ik?) Hij stapte, in de afzink op, passeerde me met 100 in het uur en kwam aan de voet van de klim in Trintelen aan. Het was koers, gezelligheid alom. We dronken en aten en zagen de koers voorbijkomen. Vlak voor mijn voeten miste een coureur de bocht, viel en ik ving hem op, zette zijn fiets recht, gaf hem zijn bidon aan, die uit de houder was gevlogen en duwde hem af. "Bedankt maat", zei de overigens helemaal anoniem gebleven renner. 
Goed, de koers was, zoals dat gaat, na een paar minuten voorbij en we gingen terug op de fiets, over de Cote de Trintelen. Het was druk. Ik had wat souvenirs van de karavaan op kunnen pikken, van die grote groene klaphandjes, je ken ze wel. Ze liggen, geloof ik, ergens op zolder. A. moest er al na 100 meter weer af. Ik haalde het einde van de klim, en moest eindeloos, sigaretje rokend, wachten op mijn chauffeur.
Ik ben nog een of twee maal met hem gaan fietsen, hij moest en zou naar de heuvels. Het was en bleef dramatisch. Af en toe grinnikte ik in mezelf als ik een bol rond mannetje hijgend een klim zag oplopen die een hele dure fiets aan de hand had. Maar vaak was het wel ook ergernis over dat slome gedoe, als ik heel eerlijk ben. A. heeft de vriendschap opgezegd na een jaar of wat. Hij wilde wel eens een stukje fietsen, maar nooit meer dan een uurtje. Soit!

Vandaag ben ik die klim weer eens opgereden. Ze/he, ik weet het niet zeker, welk geslacht een col is, is toch lastiger dan ik dacht of me herinnerde. De col was vierde categorie tijdens die Tour etappe en dat zegt wel wat of juist niets. Ik moest zelfs naar het binnenblad en de vijftien. (Ja, fietser humor. Het was wel serieus tandje zeventien werk. Voor de volgers.) Maar goed, het was mijn eerste OOIT officiële TdF col die ik reed. Er zijn der veel gevolgd, natuurlijk. Maar ja, dit was wel in stijl afscheid nemen van de vakantie, voelde ik.
Het waaide vandaag voornamelijk hard en tegen. Morgen gaat het regenen, begreep ik. Ik haat fietsen in de regen. Morgen ga ik met een goed boek, Spionage in het Veldleger, en een bakkie de dag door.


dinsdag 11 april 2017

Optisch bedrog

Vandaag was het weer eens goed weer, zoals het de afgelopen dagen al was. Frits, ja, dat wel. Maar fritsigheid is een emotie en de mannen van ons Korps hebben me geleerd dat je emoties kunt uitschakelen. Dus deed ik dat dan maar en ging op tijd en route. Eerst was er de afdaling naar Nijswieler en dan de tocht naar Gulpen, waar ze, volgens mijn oudste gabber B., het lekkerste bier ter wereld brouwen. Vanaf Gulpen is het vervolgens een lange klim naar Ingber en allemaal van die dorpjes waar ik heen wilde, met namen als Scheulder, IJzeren en Sibbe en zo. Dat zijn nog helemaal onaangetaste en originele Limburgse plaatsjes. De meeste, oudere, huizen zijn nog opgetrokken uit mergelblokken, zandsteen uit de groeven bij de Sint Pietersberg. Vaak zijn ze nu wat grauw en aan het kruimelen maar ja, mergel is zandsteen, niet waar? Maar fraai is het allemaal en heel pittoresk. Er heerste absolute stilte. Bijna geen mens te bekennen behalve twee mannen in een half camo pak met een T-shirt waar op het rugpand stond dat ze van de Alfa compie van een of andere landmacht eenheid waren en die ik daarom dus meteen maar niet serieus nam, een enkele ouwere man op een fiets met een krom stuur. Ik haalde een jonge, fraaie, blonde vrouw in op een tracking bike, met twee koffers op de bagage drager. In het voorbijgaan maakte ik een praatje. Ze was uit Canada, nu op zoek naar de voorouders die hier vandaan kwamen en op weg naar een verre neef in Valkenburg.
Bij Sibbe daalde ik de Daalhemmerweg af en ja, hoe kan een weg beter vernoemd zijn? Je daalt een tijd en je haalt als snel de zeventig in het uur en de weg ligt heerlijk en is goed geplaveid. De motorische bestuurders weten dat er veel fietsers zijn en houden perfect rekening met de zwakkere weg gebruikers. De bochten zijn overzichtelijk, maar je moet natuurlijk op je qui-vive zijn voor overstekend wild als daar zijn: honen en katten. Een jaar of wat terug zag ik een voorganger hopeloos moeten uitwijken voor een hond die uit het schoekeloen kwam gedoken, zonder door het baasje aan de lijn te worden gehouden en ik zag/hoorde/voelde de akelige smak waarmee de hond werd aangereden en waarmee de fietser ter aarde zonk. Achteraf had de hond niets, maar de fietser had behoorlijke schaafwonden en misschien zelfs een sleutelbeen breuk. 
Erger was dat zijn voorwiel verwrongen was. Kijk, jij als fietser groeit vanzelf aan, maar je fiets niet, toch? Zelf ben ik ook eens door een hele erge hagelbui, het is pas April, naar beneden geschaatst en man, dat was heel angstig.
Op het Grendelplein, aan het einde van de afzink, ging ik links uit de flank om een dikke kilometer tegen vijftien % de Cauberg op te rijden en, zoals gewoonlijk, was dat niet naar genoegen. Ik weet dat Jan Jansen, je kent hem nog wel, van 1968, de "Camerig", een venijnige klim bij het dorpje Camerig, de enigste echte mannelijke klim van Nederland noemde, en ja, dat ben ik wel een beetje met hem eens. Maar die Cauberg! Man, man, wat een rot stuk. Ik heb mijn naam een paar keer af horen roepen toen ik de toeristen versie van de AGR, zijnde de Amstel Gold Race deed. 'Verrek', dacht ik toen, die eerste keer, 'herkennen die gasten me ?' Maar nee, dus. Je hebt een nummerbordje met een chip voor je stuur gebonden, waarin je personalia staan. Maf. 'Lucas Graver uit Amstelveen is gefinisht in ... uur en ... minuten.' Dat is wel kicken. Een aantal keren daarop had ik ongeveer dezelfde tijd, dus ik ben steady.
Bovenaan ging ik via Valkenburg aan de Geul naar beneden en via Schin op Geul (Lust je nog een peul, dichtte Wim Sonneveld ooit) naar allemaal dorpjes die allemaal mooi en fraai zijn. In Wittem verliet ik de provinciale weg en reed naar Eys. De weg klom, niet spectaculair, maar na het verlaten van het dorp Wittem, keek ik naar een dalende weg en schakelde dus wat bij. He? Ik kijk naar beneden maar ik moet kleiner schakelen? WTF? Ik deed der nog maar een tandje af, maar verrotte het naar de tripel te gaan. Man, nog maar een tandje kleiner, maar ik kijk naar beneden?
Toen had ik door dat het een optisch bedrog was. Hetzelfde effect heb je ook als je vanuit Vierhouten naar Apeldoorn fietst. Da's zo een lang stuk vals plat dat lijkt te dalen, maar je gaat gewoon naar boven. Uiteindelijk hoefde ik het kleinste blad niet te gebruiken, maar het scheelde niet veel.
Vanaf de top van de klim was het dalen en nog wat k's naar het park.
Later die middag reed ik met de lief ongeveer het zelfde rondje. Ik stopte boven aan de klim en vroeg wat ze zag. Nu ja, aan de weg en niet aan mij of zo. 'Het gaat nu naar beneden', zei ze, 'dat zie je duidelijk.'
Ik vertelde har van mijn optische illusie en ze had bijna medelijden met me, zei ze. 'Maar jij wilde hier gaan fietsen, toch?' Het is een wijze lief, die ik heb.

maandag 10 april 2017

Naar de Gallemiezen!

Hoe naar de kloten kun je zijn? Man, man, man. In mijn vorige Blogje beschreef ik al dat ik een fraaie tocht had gemaakt naar Gemmenich en omstreken. Vandaag, een veel frissere dag dan gisteren, bewolkt en met een frisse noordwesten wind, wilde ik naar Ubachsberg en Voerendaal en zo verder naar Heerlen en Kerkrade. Ik moest vanuit Simpelveld naar Huls. Hij/zij die die klim kent weet dat het niet handig is om dat met nog nauwelijks opgewarmde spieren te beginnen. (Die klim zit overigens in de Amstel Gold van aanstaande zondag. Ik wil dat abso zien. Zien hoe die stumpers van beroeps wielrenners af moeten stappen en het stuk moeten gaan lopen, terwijl ik het wel gered heb op de fiets.....) Ja, humor, ok.
Laat ik bij het ergste beginnen. Heerlen. Heerlen is een erge, erge stad. Ik weet niet of er een top duizend van lelijke en ongure en onaardige en je-niet-senang-voelende plekken in Nederland is, maar, mocht dat zo zijn, dan staat Heerlen in mijn gevoel op stek 1, (een), met stip en met voorsprong en helemaal afgezonderd! In de eerste plaats blinkt de plaats uit door het totaal gebrek aan enthousiasme voor het plaatsen van richtingborden. Voor fietsers in ieder geval, voor de gemotoriseerden onder ons is het ook al cryptisch, hoor, maar de fietsende en wandelende tak van de mensheid komt er helemaal bekaaid af. Ik fietste door Heerlen op weg naar Kerkrade om zo naar Simpelveld terug te gaan. Ik zag een (1) bekend rood geletterd bordje. Dat was onmiddellijk na een gribus van een fiets viaduct, waar zich, in de donkere hoeken, een aantal jongelieden van diverse stammen en afkomsten van de wereldbevolking, ophielden en waar een zware geur van een geest verruimend product, dikke wolken vormden, die het zicht redelijk belemmerde. Enigszins bedwelmd reed ik de richting van het aanwijs bord uit. Ik reed en reed en zag verder geen reet meer. Na een aantal kilometers kwam ik dus terug bij het groepje onwelriekende rook uit blazende jeugd, die ondertussen versterkt was met meerdere volgelingen van die rook cultuur. Ik had ondertussen de binnenstad van het hopeloos verloren stadje kunnen, nu ja, moeten, bekijken en het was niets en niks en meer dan helemaal niente. Er was een groot, saai, leeg en lelijk en winderig plein voor een lelijk en raar gebouw dat zich schouwburg of theater durfde te noemen. Er lieepen rare, schichtige en er als verslaafden uitziende figuren, die ooit eens hadden behoord tot het menselijke ras, rond. De stad straalde agressie uit, straalde onrust en onzekerheid en angst uit, ze straalde criminaliteit uit.
Door dat er geen spatje zon was vandaag en doordat ik helemaal niet bekend was in "Dodge City", keek ik even later op een informatie: "U bent hier met een rode pijl", bord. Kerkrade wilde niet meer gaan lukken, ik zou dan dat vreselijke en verrekte Heerlen weer door moeten en daar paste ik voor. Dus dan maar naar Voerendaal terug, dan maar over Ubachsberg en zo naar huis. Op de heenweg had ik overigens al om moeten rijden doordat er tussen de beide eerder genoemde plaatsen weg werkzaamheden waren. Men adviseerde nu fietsers en brommers de C te volgen, aangegeven door een geel bord met een punt, waarop een C en een gestileerde afbeelding van een achter aanzicht van een fiets en een brommer. En ja, de borden tierden welig, of weelden tierig, zuks dan, en even later sloeg ik in Voerendaal af naar een klein weggetje. Dat kleine weggetje had aanvankelijk de bedoeling om als vals plat door het leven te gaan, maar in de pubertijd gekomen had het bedacht om maar eens een serieuze klim te gaan worden en was daar ook behoorlijk in geslaagd.
De smalle weg ging door de vlek Winthagen en de straat die door het gehucht voerde, heet, je raad het nooit: Windhagen. Nu ben ik ooit de Alp d' opgereden (ja, bedankt, ja, het was moeilijk, maar wel een enorme belevenis, met een gemiddelde van acht (8) km per uur. Goed uitgerekend deed ik dus ongeveer anderhalf uur over die klim van dertien kilometer aan die acht procent. Ik heb geloof ik ook diezelfde tijd gedaan over de Windhagen, een stuk van nauwelijks twee kilometer. Ik was volledig, maar dan ook echt helemaal en compleet en heel echt en helemaal naar de gallemiezen.Voor hen die de klim niet kennen en een beetje willen doen aan sado masochisme of zelfkastijding: zoek hem eens op. 
Uiteindelijk kwam ik terug in Hulst, deed de steile afzink naar Simpelveld met dik zestig in het uur, moest vreselijk in de ho houwers aan het eind van de weg en rook weer de vertrouwde geur van verbrand remblokken rubber beneden.  
Vanaf Simpelveld was het nog twee k's klimmen naar huis, tegen acht procent, makkie!
Morgen maar even wat vlakker. Daarna het Drielandenpunt weer eens doen!


zondag 9 april 2017

Het verdriet van (het fietsen in) België.

De lief en ik gaan, zover dat mogelijk is, twee keer per jaar op vakantie. Velen vinden dit misschien weinig, anderen vinden het misschien veel. Het is zo dat we twee keer 's jaars een weekje weggaan, in het voor- en na seizoen, als alles nog betaalbaar is. De enige onzekere factor is het weer dan, maar ja, het kan in het hartje an het vakantieseizoen ook ballenweer zijn. Vorig najaar viel onze vakantie uit, omdat een familielid die de kat zou verzorgen en op het huis zou passen, ongelukkig een been brak. Daarvoor was degene aangewezen op hulp en steun, van en naar het ziekenhuis halen en brengen en zo. We cancelden de vakantie en kregen keurig het hele bedrag van de verzekering terug. Goed, zoals altijd gaat de fiets mee. De lief, zij regelt dat soort zaken, had een bungalowpark in Simpelveld, Zuid Limburg, gevonden. Een sober park, sobere huisjes, maar ik hoef geen 5 sterren, tegen idem prijs, tijdens mijn vakantie.
We kwamen (afgelopen) vrijdag aan en dan is de dag al bijna over, je moet nog boodschappen doen, tassen uitpakken en zo en wat te eten scoren. Maar de dag daarop, het was prachtig weer, was ik vroeg op pad. Ik wilde even naar Aken, dat in de buurt ligt. Nu is het, de oplettende lezer zal dat wel weten, geen meter vlak in Zuid Limburg en ja, de tocht van zaterdag ging dan ook niet over strakke polderwegen. Nu had ik niet al te veel getraind in het voorjaar, het weer was bar en boos, maar de laatste weken had ik toch de nodige k's kunnen maken. Het viel me dan ook 100 % mee, dat ik het lange, vals plat maar dan net iets meer, naar Vaals goed verteerde. Vaals is niet veel, maar Aken is bijzonder fraai, hoewel men de binnenstad heeft uitgerust met kasseien, die minder slecht liggen dan in de koers van vandaag, (Parijs-Roubaix) maar die toch geen rustig en prettig fietsen veroorzaakten.
Vandaag was het dan de bedoeling om naar Moresnet te fietsen. Dat is een stadje, ja, maar het is tevens de naam van een verdwenen landje. Hoe dat, verdwenen? (Je kan het boek van Philips Droge kopen dat Moresnet heet, maar ik verklap het in het kort.) Toen Napoleon uiteindelijk was verslagen en het grondgebied van ons land onder koning Willem I groter was dan ooit tevoren, heel België en Luxemburg was toen Nederlands, bleef er een klein, raar, driehoekig stukje land over, dat liep vanaf Vaals, het toenmalige vierlandenpunt, tot zo rond zeven kilometer zuidelijker. Het stukje was zo belangrijk omdat er een van de weinige zink mijnen van de wereld lag. Nu wilden de Pruisen, we noemen ze nu Duitsers, dat stukje dolgraag hebben. Zink was een gewilde delfstof in die tijd. Maar ook koning-koopman Willem wilde graag wat extra munten verdienen voor zijn land. Omdat men een zoveelste oorlog vreesde werd besloten om het gebiedje tot een neutrale staat te verklaren en zo was Neu-Moresnet geboren. Omdat het landje, groot 3,3 km in het kwadraat, belasting vrij was, was het al gauw een vrijstaat van smokkelaars, kroegbazen, bordeelhouders en hun vrouwelijke werknemers. De misdaad teelde wierig en de ene veldwachter die het staatje rijk was kon weinig uitrichten. In 1919, na de Eerste wereldoorlog, werd het staatje opgeheven en ging het, Duitstalig en al, tot het koninkrijk België behoren. Ik ontdekte die vreemde geschiedenis nu al weer zo een tien jaar geleden, tijdens een vakantie in Vaals. Ik was het drielandenpunt op gefietst en zag daar een bordje: Vierlandenweg. In een bierschap in een supermarkt in Vaals zag ik "Moresnet" bier en las, heel kort, iets over dat landje op het etiket. Via de jongste dochter, die het opzocht op het WWW, kwam ik achter de geschiedenis van dat landje. Diezelfde vakantie reden we er eens doorheen, pakten een terrasje en die hele geschiedenis is me mateloos blijven interesseren. Het boek van Philip Droge, dat is o met umlaut, was dan ook een heerlijke openbaring.
Soit. Vandaag was het dus de dag van "Moresnet revisited". Ik daalde, dik vijftig in het uur, van Simpelveld af naar Nijswiller, sloeg daar af naar Vaals, klom tien kilometer en draaide af naar Gemmenich. Ik had die klim meerdere malen gereden en het is een pittige. Ondanks, ik herhaal me zelf, de vrij weinig fietskilometers, nog geen vierduizend, kwam ik aardig boven, hoewel ik nu wel weer begreep dat roken en klimmen niet een goed huwelijk vormen. In Gemmenich zag ik het bordje "Moresnet" en blij van zin reed ik die richting op. Zoals vaker en eigenlijk bijna altijd, was ik verkeerd gereden. In het land van de Belgen staan borden altijd NA de afslag en dan natuurlijk wijzen ze naar een driesprong, zoek maar uit welke kant je op wilt. Ik koos een richting, vrij steil naar boven over een steeds steiler en smaller wordend weggetje en eindigde op een naturisten camping. Zonder naturisten, nog, helaas, misschien.
Ik keerde op mijn schreden terug en vond het wel best verder. Die middag zouden de lief en ik er nog wel met het voertuig op  uit trekken, hadden we al afgesproken. Ik draaide richting Vaals in en zag allerlei afsluit hekken, nadars genoemd, met borden als 'Deviation' hetgeen omleiding betekent. (Bij latere navraag zou er een hardloopwedstrijd langs komen.) Iets verder stond een politiewagen met zwaaiende lampen de weg half te blokkeren. Het was een vrij brede weg. De agent stopte het tegemoet komende verkeer met het bekende: "De hand die niet het wapen grijpt, verticaal in de lucht met de handpalm naar buiten" gebaar. Een auto stopte prompt en ging aan de kant staan. Zijn volger begreep kennelijk niets van het gebaar van de 'flik' en reed door, recht op de wout af. Ik passeerde net de politie wagen en de agent aan de veilige kant en ik zag hoe de agent, als een getrainde BBE'er, in een flitsende beweging zijn wapen uit de holster haalde en die door laadde en op de voorruit en het hoofd van de bestuurder richtte. Ik heb vaak genoeg met wapens te maken gehad om te weten hoe het doorladen van een Glock klinkt! De agent riep iets heel hard in het Frans. Ook iets heel onaardigs, want ik hoorde het woord "Merde". De iets oudere bestuurder begreep het gebaar ook meteen en stopte en stak zijn handen in de hoogte.
Wauw! De Belgen zijn 'on the ball' na die narigheid die ze een jaar geleden beleefd hebben, begreep ik. Ik klom verder en kwam thuis en ging douchen en toen gingen de lief en ik ook een stukje rijden en toen kwamen we wel in Moresnet en toen reden we ook fout dor een verkeerd bord en toen wilden we een terrasje zoeken en toen moesten we tien terrassen af en toen vonden we er een en toen kon ik mijn auto niet kwijt en toen liet ik de lief uit de auto en zij pikte het tafeltje in en toen moest ik nog een half uur zoeken naar en parkeerplek en toen vond ik er een op een kerkhof en toen gingen we wat drinken en toen naar huis en toen zag ik Greg Van Avermaet Parijs Roubaix winnen.
En toen was ik zo rozig als de pest van al dat buiten zijn.




Het jaar dat ik niet fietste (4)

  Enfin,ik kom bij dokter Blom terecht, op de afdeling Radiotherapie. Die afdeling zit behoorlijk verstopt in het ziekenhuis. Op de min 2 ...