dinsdag 23 april 2013

Een weekje weg (3 en laatste)

Copyright: Esmée Graver

Goed, ik verlos jullie uit je lijden. Dit is de ruïne van Batenburg!  Wat? Nee, ik ook niet, nee, ik had er ook nog nooit van gehoord, eerlijk gezegd. Maar het is een echte en heuse kasteel ruïne in het plaatsje Batenburg, dat aan de Maas ligt.Ik 'ontdekte' het dorpje tijdens een fietstochtje in onze laatste vakantie in het Land van Maas en Waal. Het dorpje, nee Batenburg is een stad eigenlijk en een van de oudste steden van Gelderland, bestaat al heel veel eeuwen. In ieder geval werd rond het jaar 530!, ja da's ver terug, hier een slot gevestigd op de ruïnes  van een ouwe Romeinse tempel. Uit dat slot ontstond later het kasteel. Batenburg kreeg rond het jaar 1000, geloof het of niet, al stadsrechten. Maar de eerste keer dat dat op papier, nu ja, het zal wel op perkament zijn geweest, genoemd werd was halverwege de 14e eeuw.Er wonen slechts 600 mensen of zo, in dit stadje. (Het stadje had zelfs ooit eigen munten!)
Het is een schitterend plaatsje. Mooi gelegen aan de Maasdijk, met een haventje en een veerverbinding, iets van de dijk af. De tijd heeft hier stilgestaan. lijkt het. Het hoofdstraatje is smal en is een klinkersstraatje. Aan beide zijden staan fraaie, vaak wit gepleisterde woningen, sommige daarvan van die echte stadswoningen, zoals je in Mokum of Utrecht ook ziet. Maar, als je het dorpje even doorgaat, zie je een klein kerkje. Dat kleine kerkje was ooit veel groter, maar moest, het was in de tachtig jarige oorlog, grotendeels gesloopt worden.
Ik parkeer mijn fiets en sta even te kijken naar het aparte kerkje, dat inderdaad geamputeerd lijkt en dan wordt ik aangesproken door een oudere mevrouw die in haar voortuintje het gras aan het maaien is. 
'Jao, menier, da's een fraaie kerkje niet? Ik kerk daar al sinds mijn eerste concilie. Ik ben nu zeuvenennegentig, dus ik ken het wel, ondertussen. Maore, ik gaon niet naar dieje nieuwe kerk, zie, diejen pastoor, man, das een communist, weete! Die is voor homoswelen en fietlessen en zodoende!'
Ik lachte natuurlijk, ik begreep dat de oudere dame het niet zo had op homoseksuelen en lesbiennes, ik las nog eens een tekst die Prins Maurits, de stadhouder, als grote boosdoener van de afbraak van de oude kerk aan de kaak stelde, reed nog even naar de 'nieuwe kerk', een groot en Neo Gotisch ding en verliet Batenburg.
Dacht ik. Maar, in de bocht van de rivier 'stond ik opeens stil', hoewel dat moeilijk gaat op de fiets. Maar wat ik opeens zag, dat overtrof al mijn ervaringen. Man, wat is dit? Een enorme ruïne lag opeens voor me. Een echte, heuse en complete (hoewel dat woord nu enorm in tegenstelling is met het woord ruïne, maar je bedoelt wat ik begrijp, toch?) bouwval van wat ooit eens een enorm groot kasteel met gracht, poortgebouwen, ophaalbrug enzovoort moest zijn geweest. In de 'hohouwwers' natuurlijk en meteen het paadje naar het voormalige kasteel ingelopen. De bekende informatieborden, die hier gelukkig wel staan, gaven een schat aan informatie. Ja, dat begrijp ik ook, daar zijn ze voor, nee, ik heb hem ook door. 
Feiten: Het kasteel is ooit gesticht door de Heren van Batenburg, later werden dat de Vorsten van Bentheim-Steinfurth, nee, ik ook niet, nee, nooit van gehoord, en ook de Bronckhorstjes hebben een rol gespeeld in de geschiedenis van stad en kasteel. In de opmars van de Franse troepen naar de Hollandse waterlinie, rond 1795, (Pichegru, weet je wel?) werd het kasteel helemaal in de puinpoeier geschoten en nooit meer herbouwd. De vereniging 'Gelderse kastelen' kreeg het overblijfsel onder haar beheer en heeft het, zo goed en kwaad het ging, voor verdere ondergang behoedt.

Later kwam ik door Hernen. Ook zo'n onbekend plaatsje en ik naderde het kasteel dat hier staat. Dat kasteeltje is ook al onder beheer van de voorgenoemde stichting en ik las weer, en dat zonder leesbril, de informatie. Dat kasteeltje is ook al weer eeuwen oud, maar is eigenlijk alleen bekend van de serie 'Floris'! Ik zie, dat kan niet, maar ik vermoed jullie appelige blikken. Floris? Ja, een Tv serie uit mijn jeugd (nee, hoor, in de jaren zestig van de vorige eeuw en niet in de jaren dertig, grapjas!) met Rutger Hauer in de hoofdrol van een jonge ridder. Een bekende kreet uit die serie was: 'Te paard, te paard, we zijn verraden!'

Ik reed op donderdag dan eindelijk vanaf Mook, de 'Zevenheuvelenweg'. Het was mijn eerste klimervaring na 'De Berg'. Die heuvels daar zijn veredelde Amerongse bergen en zo. Toen ik op het zesde of zevende klimmetje boven kwam, wel met een iets hogere hartslag dan op het vlakke en wel met een tandje kleiner achter geschakeld, bedacht ik hoe relatief alles is. Twee jaar terug was ik bang voor die Utrechtse klimmetjes. Nu moest ik even achter me kijken of het wel echt omhoog ging. 'De Berg' weet je wel!

Die donderdagavond moest Esmée mee. Ik moest foto's hebben van de ruïne. Ze maakte ze met veel plezier en was net zo onder de indruk als ik.

zondag 21 april 2013

Een weekje weg 2


Foto: Esmée Graver

Korte inhoud van het voorafgaande?
Nee, ben je gek! We waren op vakantie en ik fietste dagelijks en vrij lang. De afgelopen maanden waren vrij koud verlo..., oh, ik had dat al gezegd? Kan, ik mopper en griep zoveel! Maar goed, die zondag was ik iets na negen uur op pad en wilde ik de zeven heuvels nabij Groesbeek en Berg en Dal gaan rijden. Edoch, echter en heel naar, der stond zo'n harde wind uit het westen tot zuidwesten, dat ik besloot om maar eerst in de richting van de wind te rijden, zodat ik die op de terugweg mee had. Dus zocht ik de Waaldijk op en reed langs mooie, kleine, ogelijk en onooglijke plaatsjes. Ik reed door Druten en kwam in Boven - en Beneden Leeuwen. Zoals ik het heb begrepen zijn die dorpjes genoemd naar een kasteel(tje) dat Leeuwenburg(h) heette en dat ergens in de 12e eeuw is gesticht. Je woonde dan boven of beneden het kasteel, zeg maar. De "Leeuwens" waren leuke en vlotte plaatsjes, maar veel zin om in de dorpjes zelf te kijken had ik niet want de wind woei met kracht zes of zeven pal tegen. Ik reed in korte broek en dat ging best, een zonnestraal verwarmde af en toe iets.
In Boven Leeuwen zag ik zo'n gedenkteken, zo'n naald zeg maar, zo'n teken uit de 19e eeuw. Grijs graniet, taps toelopend en met een zwarte marmeren plaat met een tekst erop. Jullie kennen ze wel. De gek die een 'aanslag' pleegde op de koninklijke bus in Apeldoorn kwam er tegen tot stilstand.
Maar op dit monument las ik, ja, ik had geremd, ik zei het al, ik wilde wat 'cultuur en geschiedenis' op doen, een gedichtje en een verklaring. De verklaring ging over een vreselijke ramp die het dorpje had getroffen op 1 februari 1861. Er was een dijkdoorbraak geweest en er waren meer dan dertig mensen verdronken. Er was zelfs nog een meisje teruggevonden dat dreef op een vlotje. Na dertien dagen of zo. Ik besloot de tekst in mijn hersenen op te slaan. Er stond ook nog een gedichtje op, over koning Willem III, ja de voorganger van, en ik onthield iets van: "een traan in 't oog", maar verder ben ik het kwijt. Weggewaaid door de harde wind, natuurlijk. (Ook op Google vind ik de tekst niet. Jammer, maar geen ramp) Dat gedenkteken kwam er trouwens pas in 1874.
Verder, naar Wamel en Dreumel en toen was ik die Variola wind (Variola? Pokken, hoor, gewoon pokken.) helemaal zat en sloeg af richting Appeltern.
Appeltern is een bekende plaats aan de Maas. Bekend? Jazeker. Hier stond ooit het 'Huis van Appeltern'. Nou, so? Nou, so, in dat huis, een kasteeltje, nu een ruïne, nauwelijks zichtbaar, woonde ooit ene Joan Derk van de Capellen tot den Pol! Oke, was dat een trainer, een coureur, een kunstenaaar?
Nee, die man was, heel kort door de bocht, de man die de grondwetten van de vrije wereld schreef! Wat, hoezo? Nou, ik ga er niet een heel Google pagina aan wijden. Maar, die J.D. was een patriot. Hij hield niet zo van de stadhouder Willem V (hij leefde in die tijd) en hij schreef een pamflet: "Aan het volk van Nederland."  
Dat had niets met het Koningslied te maken, hoor. Maar in dat pamflet vertelde hij haarscherp hoe een 'democratie' er uit zou moeten zien. Dat pamflet wolkte nogal wat stof op en het werd, uiteindelijk, in Frankrijk, na de revolutie, de quatorze juillet, aangenomen als de basis van de Franse grondwet, die nu nog steeds van kracht is. In diezelfde tijd vochten de VS zich vrij van de Engelse overheersers en ook zij namen die grondwet ongeveer over. Dus ja, de man heeft nogal wat betekent voor de "vrije wereld".
Door Hella Haasse, nu al weer even geleden uit de tijd gegaan, is er een fraai boek overgeschreven:  "Schaduwbeeld, of het geheim van Appeltern". Maar ook de bekende Amerikaanse historica Barbara Tuchman heeft het in haar boek "The first salute", over die man. Bijzonder dus.
Oh, die foto's? Ga je heel binnen kort horen!
-meer en meer, later-



zaterdag 20 april 2013

Een weekje weg

Foto: copyright Esmée Graver.

Tja, zo zag het er dus uit, onze vakantiebungalow. Dit was dus de ingang van het park. Je ziet al, vrij sober en vooral somber en, als je goed kijkt, zie je (tussen de twee dode bomen door) de kapotte toegang van het park en daarop, heel klein, kraaien (of raven of roeken). Wat het dan wel is, hoor je nog. Dat geeft mij aanleiding tot diverse Blogs, dus houd je maar vast!

Nee, natuurlijk niet, nee hoor, niets van dat alles. We waren er inderdaad een weekje uit, in een bungalow park, maar dit is dat park niet! Nee, man, we hadden een week in een bungalowpark dat 'De Groene Heuvels' heet, in de buurt van Ewijk. Een prachtig en modern park, met vrijstaande huisjes, die van alle comfort waren voorzien, nou ja, behalve dan een goede Tv. Dat was wel erg behelpen, maar dat geeft natuurlijk niet zo erg veel. Belangrijker was, dat we ons er thuis voelden, alle comfort hadden en dat op de dag na aankomst de lente, het voorjaar, La Pimavera, le Printemps, Spring, Fruhjahr, met een knal losbarstte!
En dat hebben we geweten. In de tuin die ons huisje omringde stonden twee van die bomen, ik geloof Japanse of Oost-Indische kers, in ieder geval van die bomen die al heel vroeg in het voorjaar bloeien, met van die lila-achtige bloemetjes. Bij aankomst, vorige week vrijdag, waren die boompjes nog helemaal kaal. Misschien hadden ze verborgen knoppen, maar ze zagen er triest en treurig uit, staande in de koude april wind.
Die zaterdag, we, onze jongste dochter, (zij van de foto en van meerdere), was ondertussen een nachtje bij ons komen logeren, hadden boodschappen gedaan en een leuke autotocht in de omgeving gemaakt, in ieder geval, we waren terug gekeerd en hadden gezien dat er een vage lila gloed over de bomen lag. De zondagmiddag daarop, we hadden weer een stuk van de omgeving verkend, stonden, bij thuiskomst, beide bomen vol in bloei! Dankbaar negen ze naar de stralen van de zon, die warmte en vruchtbaarheid bracht.
Wat fraai hé, en zelf bedacht, bovenstaande zin! 
Maar, zoals tijdens onze vakanties is de rolverdeling tussen E. en mij behoorlijk goed ingestudeerd. In de ochtend verzorgt een van ons het kattenbeest. Ze heeft, had ik dat al verteld, een eigen faceboek pagina: Tabby Felis, E. doet haar ding, drinkt koffie, leest een krant, gaat haar gang met haar zaken, is bezig met het huis en al dat soort dingen en ik fiets een paar uur. In de middag doen we samen onze dingen: we shoppen, drinken wat op een terras, kijken rond in de omgeving en kletsen bij en ja, hebben vakantie. Nu kwam de aanwezigheid van de jongste erbij. Ze woont en studeert op 'fietsafstand' dus haalden we en brachten we haar dagelijks van en naar de collegebanken.
Ben je er nog? Interessant gelul, hé, maar dan heel anders. In ieder geval, ik fietste dagelijks. Toegegeven, het was koud, althans fris en er stond een harde wind die hele week, maar dat is natuurlijk heel wat anders dan regen/sneeuw en andere verfoeilijke neerslag. We waren in het "Land van Maas en Waal", je weet wel, van Boudewijn de Groot. Ik was dat gebied natuurlijk wel eens doorgereden. Op de fiets, van Noord naar Zuid, met de auto om de dochter te bezoeken en zo, maar ik kende het gebied verder niet. Nou, dat heb ik natuurlijk grootschalig ingehaald. De eerste dag, vrijdag, ging heen met inchecken, Tv uitproberen en mopperen daarover, tassen en pakken verspreiden en uitpakken, bedden opmaken en kind halen, (haar logeerpartijen waren heel gezellig al die dagen), en eetwaren in huis sjouwen. Bovendien miezerde het en had ik dus totaal geen zin om op de OC te stappen.
De zaterdag brak stralend aan en al vroeg stuurde ik de fiets richting de Waaldijk. Via Winssen reed ik, met een heel groots uitzicht over de uiterwaarden en de rivier, naar Beuningen en verder. Ik had me heilig voorgenomen om gedurende deze vakantie eens iets anders te doen dan domweg, blind tegen de wind in of met de wind mee, kilometers te maken en zoveel mogelijk de geschiedenis van de streek op te snuiven.
In mijn boek De Berg beklaag ik me ergens over het feit dat wij in ons land zo weinig historisch besef hebben, maar die mening veranderde al snel. Voor ik aan het stuk naar Winssen begon, was ik eerst het dorpje Bergharen al gepasseerd. Een dorpje van niets, dacht ik en dat was ook zo, maar, Bergharen deed haar naam eer aan, want het dorpje was op een echte 'berg' gebouwd. Nou ja, je begrijpt me wel, maar er lag wel een echt heuveltje in het dorp. En boven op die heuvel, stond een molen een een ruïne. Nee, niet die van de foto, dat hoor je nog, maar een ruïne van een klooster dat in de tachtigjarige oorlog was gecreëerd. Er had een klooster uit de 12e eeuw gestaan dat in die oorlog met de grond gelijk was gemaakt. In de 'Rijke Roomse jaren', zoals een opgewekt bord vermeldde, was de ruïne verder geslecht en was er een bedevaartplaats voor in de plaats gekomen. Dit bedevaartsoord is gewijd aan; 'Onze Lieve Vrouwe ter nood Gods', als jullie dat wat zegt.
Maar fraai en historisch was het wel. Dat kleine dorpje, ze hebben er zelfs en buurtsuper en een muziekkapel en een hele grote RK kerk, heeft zowaar zijn eigen afslag aan de A 73.
In Beuningen kocht ik de (te) dikke zaterdag kranten en stopte ze, wat moeilijk, wat zijn die dingen toch dik met al die bijlages en magazines, eigenlijk, in een van de zakken van mijn wielerhemd.
Dit hele gebied, vanaf Nijmegen en dan zo stroomafwaarts, is natuurlijk voor archeologen een geweldige speeltuin. De Romeinen waren hier al dik 2000 jaar her neergestreken. Nijmegen, Noviomagus, is, na Maastricht, Trajectum Mosa, de oudste stad van het land. Maar ook in Beuningen zelf is er een latere geschiedenis geweest. Er staat een restant van een kasteeltje, een buiten, uit de zestiende eeuw, in het winkelcentrum, ja een mooi en leuk winkelcentrum, van het plaatsje. Iets later was ik terug, zoende mijn 'meiden' en las de dikke kranten. Die middag gingen we naar Mook en Groesbeek. Herinneringen aan de vierdaagse die ik ooit (maar nooit meer) gelopen had kwamen naar boven. De zeven heuvelen weg! Ja, natuurlijk, die moet ik nog gaan fietsen!
--Later meer, sorry voor jullie--

woensdag 10 april 2013

A sunday in hell (2)

Die zondag, zeven april, was het perfect weer om te koersen. Het was droog en weliswaar fris weer en er stond een forse wind, die voor de renners voornamelijk dwars of misschien iets achter stond. Het parkoers, de Hel van het Noorden dus, lag er droog bij en het zou dus een 'droge' rit worden.
Er zijn namelijk maar twee mogelijkheden in Parijs-Roubaix. Of: het is droog of het is nat. Nee, nee, dat is niet zo maar een simpel statement, zoals "het is koud of warm", maar tussen koud en warm zitten nog andere omschrijvingen, zoals:  fris, vrij fris, lekker, beetje benauwd, koud, stervenskoud en weet ik wat meer.
Nee, in de Hel heb je maar twee mogelijkheden. De eerste. Het is droog. Dat betekent dat de keien goed zichtbaar zijn, dat de gaten tussen de stenen te herkennen zijn en dat je fiets aardig recht blijft, want niet weg glibbert op de nattige stenen en kasseien. Het nadeel daarvan is dan dat er enorme stofbuien worden op gewolkt door de coureurs zelf, door de volgwagens, door de Tv- en de overige persmotoren en door de voertuigen van de mensen die naar de koers willen kijken en daardoor gaan 'afsteken'.
Dat is een fenomeen dat bij alle koersvolgers bekend is. Je rijdt naar stek A om de koers voorbij te zien komen en, du moment, het peloton gepasseerd is, vertrek je naar stek B om het peloton weer voorbij te zien komen en daarna ga je naar stek C enzovoort. Over de stoffige wegen van Noord Frankrijk wolkt daardoor ook stof op van die wegen en weggetjes en, met de heersende wind, wordt die ook over het parkoers en de coureurs gewaaid. De mannen op de fiets hebben dan dus ook brillen op, waardoor ze algauw geen moer meer zien. (De brillen maken vaak deel uit van een contract dat de coureur sluit met de 'exclusieve' brillenfirma.)
Tijdens een ´natte´Énfer` gebeurd dat natuurlijk niet, maar dan is het zicht van de renners wel enorm beperkt door de regen en nattigheid, door de enorme plassen water die motoren en auto´s op laten spatten vanaf de weg en ja, dan zijn de kasseien en de gaten in de wegen ook minder zichtbaar.
De mannen op de fiets hebben dan dus ook brillen op, waardoor.. (zie boven)
Afgelopen zondag was het dus een droge hel. Ik ben een 'liefhebber', nu nee, da's nu een niet goed gekozen woord, maar ik heb nogal wat over het decor gelezen waar de coureurs zich nu in bevinden. Dat decor, ik schreef het al, werd in de Eerste Wereldoorlog gecreëerd, nu een honderd jaar geleden, bijna. Enorme slachtpartijen en vreselijk veel leed hebben en heeft hier plaatsgevonden.
De beelden die ik zondag zag van de omhoog stijgende stofwolken, deden me een beetje denken aan die oude zwart-wit film beelden van toen. Loopgraven met veel rook en kruitdampen van geschut en ontploffende granaten en waarin de 'figuranten', de soldaten, houterig bewogen. Vandaag was dat dus ook zo. Niet dat de coureurs houterig bewogen, maar dat leek wel zo, door het geschok en gedokker over die vreselijke stenen. Ik ga een mooi en lang verhaal afkappen. De koers was mooi. Veel aanvallen gezien, een terechte winnaar en een fraaie nummer twee en drie. Ik had helemaal vrede met die uitslag en ja, ik was het wel een beetje met Michel Wuyts eens, het deelnemersveld was wel eens sterker geweest. Blanco (ex Rabo) was op de afspraak met Vanmarcke, Boom reed goed. Langeveld en Terpstra waren sterk en nee, Fabian C. 'Spartacus'", was weer helemaal oké!

Daar en andere zaken, dacht ik aan, toen ik de volgende dag, maandag de achtste april, mijn werk deed in mijn supermarkt. Ik had nog meer zaken om over te 'piekeren', zoals dat heet. Er waren wat dingen met de kinderen die E. en mij bezighielden en ik had wat afspraken moeten missen daardoor. Niets heel ergs, maar genoeg om wat andere gedachten aan je kop te hebben. Toen gebeurde het. Goddomme, nee, F..., ferfelend, daar is íe weer. Vanuit mijn ooghoek zag ik hem aankomen. Ik was niet in dekking kunnen gaan. Ik stond in het vrije veld en helemaal in de vuurlinie. Ik stond daar zonder 'scherfwerend vest' en zonder helm. Ik stond aan de railing van een zinkend schip zonder reddingsvest en zonder reddingsvlot en ja, hoor, hij had me gezien! 'Hij' is het mannelijke deel van een echtpaar, ergens in de zeventig. Al jaren op elkaar uitgekeken, al decennia niets meer intiems gedaan, en dan bedoel ik niet samen een film bekijken, maar je begrijpt me.
(In mijn andere Blog www.Indesuper.blogspot.nl heb ik in het hoofdstuk Van oude mensen etc. het stel uitvoerig beschreven. Ook in mijn boek De Berg, komen ze voor, trouwens. Mocht je meer oven hen willen weten, mail me maar.)
Maar goed: Vluchten kan niet meer, zou niet weten hoe, was een regel uit een musical van Annie M.G. en ja, vluchten kon ik ook niet meer. Het mannetje, dat altijd beweerde dat hij een Frankrijk kenner bij uitstek was, want hij wist dat het (niet bestaande) restaurant Sortie sur Merde, in het (eveneens niet bestaande Mis en Bouteille) een fantastisch restaurant was en dat Mis en Bouteille een heel leuk plaatsje was. (Nee, ik overdijf niet. Het is een domme man, no shit.)
Dat mannetje schoot me keer op keer aan over De Koers. Hij wist (hij had me wel eens zien fietsen vanaf de winkel) dat ik van wielrennen hield en houd. Hij stevende op me af, zijn, wat slaafse echtgenote met de boodschappen kar achterlatend. 'Die Kantsjelarie, dat is een vieze en smerige oplichter!' begon hij, te blèren. 'Je weet nu toch ook wel dat die gozer een heel nieuwe drog heeft opgepakt. Dat is een boef, gadverdamme dat wielrennen. Hij had ook al een motor in zijn fiets ingebouwd, en nu deze doping weer, wat een geweldige klootzak, ik baal van dat fietsen, bedriegers, man, allemaal bedriegers, met motoren in de fiets, nee dan ik, ik ben al een zeventiger en ik, ik ga..'
Mijn bloeddruk, die over het algemeen keurig rond de 120/75 RR schommelt, nam een sprongetje, nu ja, sprongetje? Als ik aan de Olympische Spelen 'bloeddruk verhogen' had kunnen deelnemen, had ik, met voorsprong Platina gewonnen, ik zweer het. Ik ging vlekken zien en stemmen horen! Ik begon te dakken! Maar, leerde men mij: de patiënt, sorry, in dit geval de cliënt, heeft altijd gelijk.
MAAR NU EVEN NIET!
'Maar mijnheer', vroeg ik, 'hoe komt U er nu bij dat de coureurs een motor in hun fiets hebben ingebouwd? Dat kan helemaal niet. Die fietsjes wegen het toegestane gewicht, da's zes kilo en een beetje. Zo'n motor weegt al zes kilo of zo, dat kan toch helemaal niet? En waar moesten ze dat ding dan laten? Dat frame, dat is zo smal en klein en compact, daar kun je met moeite twee bidonhouders op kwijt en dat is het dan! En welke drog heeft Cancellara dan wel genomen? En, als U dat wielrennen zo erg vindt, waarom kijkt U dan? Kijk Cancellara is gewoon de beste coureur van het moment, samen met Sagan. Ja, in Uw tijd was dat Maurice Garin, natuurlijk nog, maar nu niet meer, hoor!'
'Garin, Garin? Wie is dat nu weer? Die ken ik helemaal niet, Van mijn tijd? Wat lul je nou man, ik weet alles van wielrennen, man, maar Garin? Nooit van gehoord.'
'Nou, die Garin was de eerste Tour winnaar ooit', antwoordde ik, enorm pissed off, 'Dat was in 1903, dat moet U zich toch herinneren, aan Uw gezicht te zien?' Over het gelaat van haar, zijn slaafs aandoende vrouw, die net was naderbij gekomen, gleed een glimlach en, verdomd, ik meende een knipoog te bespeuren.




maandag 8 april 2013

A Sunday in Hell (1)

In 1976 maakte de Deense Tv een documentaire over de klassieker Parijs-Roubaix en gaf die documentaire de titel: "A Sunday in Hell". Die documentaire zag ik zelf pas vele jaren later, ergens in de jaren tachtig en ik heb die toen opgenomen op video. Wat is dat nu weer, video, hoor ik de jongste generatie roepen.
Nou, video was een voorloper van de DVD en de Blue Ray en weet ik hoe het allemaal heet. Ze kwam vlak na de ontwikkeling van het cassette dek en het cassette bandje. Er was eerst de 'bandrecorder' geweest. Daar kon men dan, op grote spoelen, geluid op zetten en via een afspeel apparaat, weergeven. Later kwam de "walkman", zoals die dingen toen heetten. (Sony is daar groot mee geworden). Ik heb die walkman tot ver in de jaren negentig gebruikt, overigens. Het geluid was niet alles, de cassettes waren brede dingen en het geluid was niet al te geweldig, maar het was een geweldig ding. Muziek terwijl en wat jij wilde. En je kon er goed mee hardlopen. Je moest dan het apparaatje, iets groter dan een sigarettenpakje wel in je hand houden, zodat het niet te veel schudde. De opvolger van die walkman was de CD speler, maar tijdens het sporten sloeg die nogal eens over. Nu, met de moderne technieken, is dat allemaal stukken verbeterd, maar gebruik ik die spelers niet meer, want ik vind het heerlijk om, zonder muziek op mijn oren, de natuur in te gaan op de fiets. (Daarnaast is het ook nog een stuk veiliger. Ik hoor het verkeer om me heen nu nog, hetgeen met van die knoppen in je oren niet evident is.) Bovendien ben ik behoorlijk "hearing challenged" zoals men dat in de USA zo eufemistisch noemt.
De aflevering van Parijs-Roubaix, waar ik het net over had, die van die documentaire, werd gewonnen door ene Marc Demeyer, trouwens. Nooit van gehoord? Nou ja, dat kan ook wel. Marc Demeyer is nu een onbekende, maar was toen wel een heel goed coureur die onder andere twee Touretappes op zijn naam schreef en, tot twee keer toe, de Schelde prijs won en ook in Parijs-Brussel zegevierde en zelfs nog meer grote koersen maar die  in 1983 vrijwillig uit het leven stapte, 33 jaar nog maar. Triest dus.
Maar, vandaag was het weer zover. Het was weer de zondag na De Ronde dus was het de zondag van Parijs-Roubaix, van de Hel van het Noorden of L'enfer, zoals de Franstaligen deze vorm van acrobatiek noemen. Want, acrobatiek is het zeker. Alleen de allerbeste coureurs, alleen die mannen die echt met een fiets kunnen rijden, kunnen 'overleven' in dit spektakel. Bernard Hinault, een van de grootsten ooit, deed slechts een maal mee aan dit circus, won natuurlijk, maar vertelde na afloop dat het niets met wielrennen maar alles met een circusact te maken had en hij is ook nooit weer van start gegaan in deze koers.
Ik zelf heb ook mijn bedenkingen hoor, over deze wedstrijd. Ik vind haar ook vooroorlogs, ik vind het ook levensgevaarlijk, ik vind het gedokker over de kasseien en de gevaren voor de coureurs en de inspanningen die ze moeten leveren, haast buiten tijds. Maar: ik kijk elk jaar weer met heel veel plezier en dan geniet ik weer van het rijtje nadelen dat ik net opgesomd heb.
Mijn leven en mijn kop stonden die dag niet goed. Ik heb, door omstandigheden buiten mijn en E.'s schuld, afspraken moeten afzeggen met vrienden en kennissen die dat afzeggen niet verdienden, en die daar althans weliswaar geen problemen overmaakten, maar mij wel met een "intern" schuldgevoel van ontbrekend plichtsbesef, oud militair toch, in mijn kop lieten zitten. Toch moest ik even buiten spelen, ik hield het binnenshuis niet meer uit en deed dat ook en na een uur of zo mijn lijf gepijnigd te hebben, kwam ik gelouterd thuis. E. en ik praatten dingen uit, nogmaals dingen die op ons pad kwamen, geheel ongewild en ongevraagd, en ik voelde me, gesteund door dat gesprek, het begrip van E. en door dat uurtje pijn lijden ook, beter. Goed genoeg om de Tv aan te zetten en heerlijk te genieten van het commentaar op de Belg.
De beelden zijn bekend. Het parkoers van de Hel ligt al jaren vast en met de kaart: "Michelin 302 Local, NORD" op schoot, koffie op de tafel en de afstandbediening in de hand kon ik toch mijn hoofd zetten naar de koers. (Ja, ik ben een beetje een freak, ik wil graag zien op kaarten waar mensen/coureurs en zo zich bevinden.)
De beelden zijn bekend. Prachtige opnames van een saai landschap. Vlak, gras, landerijen die net geploegd waren en die wachtten op het eerste prille en tere lentegroen van de gewassen die net gezaaid waren. Dorpjes, die verstild waren, waar de jeugd uit was weggetrokken, waar de rollators zegevierden  en waar oudere mensjes afwachten en wat bevend van het voorbij stormende geweld naar de koers stonden te kijken.
Een triest landschap. Vroeger was dit, na de eerste wereldoorlog, een rijk gebied geweest. Er waren, vanaf Limburg en vis het Belgische Henegouwen, tot helemaal aan hier toe, enorme rijke lagen steenkool ontdekt en ontgonnen. Steenkool, de voorloper van de aardolie en het aardgas, was rijkdom en gaf weelde. Toen, tot diep in de jaren vijftig, of misschien wel zestig, was de streek waar de strijd zich afspeelde, een rijke streek. En, er was natuurlijk niet alleen de strijd in de mijnen. (Jean Stablinsky, ooit een heel bekende coureur, had hier nog onder de grond gewerkt en had de vreselijke strook van het Bos van Wallers-Aremberg, "ontdekt".)
Maar ook de eerste wereldoorlog had hier haar hele diepe sporen nagelaten. Sporen die tot op de dag van vandaag nog te zien zijn, aan het enorme aantal oorlogskerkhoven en monumenten en aan het aantal (al dan niet ontplofte) granaten die dagelijks, ja echt dagelijks, worden opgegraven en al dan niet aan de landelijke of plaatselijke Explosieven Opruiming Dienst worden afgedragen. Ik zag in een documentaire dat een oude boerin een stapel van misschien wel honderd van die dingen in haar voortuintje had liggen. Sommige granaten waren nog steeds geladen en ze smeet er lachend mee in het rond!
Maar goed, de koers. Die was weer sensationeel. Groepen en groepjes reden weg en pakten voorsprong, maar de echte kanshebber, er was er maar een, dit jaar, had de zaak helemaal onder controle.
--morgen meer--
(onder andere over Het gekke mannetje, dat voorbeeldig Frans spreekt, denkt hij en die er van overtuigd is dat de winnaar van gisteren een super dope heeft uitgevonden.) 

maandag 1 april 2013

Het Slagkruiserplan (2)

 

 

Er liep een kleine man over straat in donker Amsterdam. De man liep gebogen en met een wat slepende tred, alsof hij gebukt ging onder een zware last. Hij probeerde zoveel mogelijk de donkere plekjes van de stad op te zoeken en meed het gelige licht van de straatlantaarns en van de uitstalramen van de winkels. De zware last waar de kleine man onder gebukt ging was geen materiële last, maar een psychische. Hij had een fout gemaakt, toegegeven en hij was daarvoor op het matje moeten komen en misschien wel terecht. Maar nu zou hij een tijd moeten verdwijnen, maar waar naar toe? En hoe zou hij zich redden? Sjaan kon nog wel een dag extra schoon maken misschien, zou hij kennen voorstellen. En de oudste kon nog wel wat kostgeld afdragen, zou kennen. Hij verdiende niets slecht bij Werkspoor, zei die altijd. Dat zou wat extra duitjes betekenen in de huishoud pot. Maar hij moest drie maanden de pleiterik maken, maar ja, waar naar toe? Er ging hem een lichtje op, verrek, natuurlijk, ze hadden volk nodig in de polder, bij Amstelveen. Daar waren ze bezig met dat zogenaamde bosplan, voor die steuntrekkers. Daar zou hij heen kunnen. Nee, lachte ‘ie in zichzelf, nee, niet om te gaan werken, natuurlijk. Maar die jongens wilden ’s avonds ook wel een biertje drinken en een kaartje leggen en kijk, daar was hij dan wel weer heel goed in. En zijn broer Kees die woonde daar aan een dijkkie, bij Bovenkerk. Dan kon die daar mooi even intrekken en dan kon ‘ie af en toe Sjaan nog eens opzoeken om aan zijn echtelijke verplichtingen te voldoen. Niet dat ze nu zo gesteld was op die echtelijke plichten, maar hij had ook z’n rechten natuurlijk.
Hij veerde weer wat op, maar was nog zo bezig met zijn gedachten dat hij de voetstappen die hem aan het inhalen waren niet hoorde. Dat was ook heel moeilijk geweest, ook al zou de kleine man niet in gedachten geweest zijn, want de veroorzaker van die voetstappen droeg schoenen met dikke rubberen zolen, die nagenoeg onhoorbaar waren op het plaveisel van de Touwbaan war zee nu liepen. De voetstappen waren nu vlakbij en, instinctief, keek de kleine man om. Hij zag het blinken van een mes in het maanlicht een stekende beweging en de pijn van een vlijmscherp voorwerp dat in zijn borst terecht kwam. Zijn kreet van pijn ging verloren in de herrie die uit de kroeg op de hoek van de Coehoornstraat kwam toen daar de buitendeur openging. 

Dit is de tweede bijdrage uit mijn net geschreven boek:  'Het Slagkruiserplan'. Als je mijn Blogs hebt gelezen, weet je dat ik daar al een tijd mee bezig ben.
Het is nu af. In ieder geval: 'The rough draft'. Ik moet hel allemaal laten bezinken. Daar bedoel ik mee dat ik nu even een maand of twee helemaal nix met het verhaal te maken wil hebben. Daarna open ik het verhaal en ga ik het lezen alsof ik het voor de eerste keer zie. 
Dan leg ik het nog eens een maand weg en daarna begint het echte werk. Een verhaal van 61.000 woorden schrijven is niet zo moeilijk, eerlijk gezegd, maar om dat verhaal ook nog eens op rare bochten en kronkels te betrappen, wordt moeilijker. Dan komt er weer een maand even niks en vervolgens komt de taalcontrole. Dat is het meest lastige deel, eigenlijk.

Maar goed. Lees dit stuk(je) en het vorige. Mail (of Facebook) me wat je er van vindt en geef me suggesties? Vergeet niet, dit is een boek dat heel ruw is. Ik ga de woorden 'ongeslepen diamant' niet gebruiken, maar het is een als een kast in je huis, die je nog moet inrichten.
Ik begrijp dat je misschien niet alles hebt gelezen, maar dat is ook moeilijk. Ga even mijn drie Blogs na en vertel me, kritisch en onomwonden, geloof me, ik kan er echt tegen, wat je er van vindt ! Deal?
Lucedith@gmail.com


Het jaar dat ik niet fietste (4)

  Enfin,ik kom bij dokter Blom terecht, op de afdeling Radiotherapie. Die afdeling zit behoorlijk verstopt in het ziekenhuis. Op de min 2 ...