woensdag 29 oktober 2014

Een 'bakkie in Broek' ongeveer!

Een wat ouder verhaal, maar nog nooit gepubliceerd!

Na gisteravond, door middel van een sms bericht een afspraak voor vandaag gemaakt te hebben, sta ik om 0945 voor mijn deur op een vrouwelijk fiets maatje te wachten. Die had gisteren aangegeven, toen was het zaterdag, weer eens naar Broek in Waterland te willen om daar, in het fraaie atelier van Ellie Koot, koffie, maar vooral ook een heerlijk appelgebakje te willen nuttigen.  Zelf had ik voorgesteld om het wat meer "om de zuid te gaan fietsen, de wind komt namelijk uit die richting”, sms-te ik nog, maar goed, zij wilde naar het noorden. Ik streek mijn hand maar weer eens over mijn edelmoedig en gouden en bescheiden hart en zo werd het dus richting Broek in Waterland.   Ik was ’s ochtends al behoorlijk vroeg uit de veren, voor een zondag toch, want ik wilde de finale van het WK wielrennen voor de mannen nog even meepikken die deze dag werd verreden. in een ver en warm land. Waarom dat WK in Gods naam helemaal in Melbourne (Aus) moest worden gereden is menig wielervolger, met mij,  een raadsel. Door het enorme tijdverschil worden de finales van de diverse wedstrijden, pas rond 0700 in de ochtend bereikt en dan ben je of naar je werk, of je slaapt nog. Ik geloof dan ook niet dat de kijkcijfers heel erg hoog waren voor deze races.  Die 20 miljoen Aussies en Kiwi’s, meer volk leeft er niet in drie beide lanen, hebben vast niet allemaal gekeken, men beschouwt fietsen daar toch nog altijd als een beetje een “sissy” sport, helemaal al afgezet tegen dat aparte Australische voetbal, van hun. Het rare is dat er al een paar generaties lang goede coureurs uit Down Under komen.  Het is allemaal begonnen met Alan Peiper, naar mijn weten, die ooit nog eens voor Peter Post heeft gereden.                                        Ik weet nog dat die Peiper, hij is nu ploegleider, bij Sky volgens mij, ooit in de Tour reed met rugnummer 69.  Iets wat Mart Smeets, toen nog een leuk mens en een  nog niet bewierookte verslaggever,  een opmerking uitlokte in de trant van: “Een meer terecht rugnummer heeft nog nooit een coureur gedragen”, zoiets in elk geval. Daarna kwamen natuurlijk Phil Anderson en een hele stoet van die Oz gasten, waaronder ene  Robby McEwan. Nu begrijp ik best dat de UCI het wielrennen wil globaliseren en zo ook, door dit tijdstip van uitzending te kiezen, landen in het Verre Oosten bij het fietsen wil betrekken, maar voor de  Europese liefhebber was het afzien.                                                    Ik zie, deze zondagmorgen, nog net het laatste uur van een, volgens de verslaggevers, bloedstollend WK, en ik moet zeggen, het parkoers loog er niet om, met twee venijnige klimmen, waaronder zelfs een stuk van 20%. Ik zag een supergoeie Koos Moerenhout, die in de tijdrit ook al 6e werd, en een veel aanvallende Nicky Terpstra. Met de uiteindelijke winnaar: Thor Hushovd is de wielerwereld een goed wereldkampioen rijker, volgens mij.                               

En zo kletsend we nog wat na over het WK en zijn we ondertussen al door Ouderkerk gereden en volgen de Holendrecht in de richting van Abcoude. Hoewel het nu mooi droog is, heeft het vannacht behoorlijk door geplensd, want de straten en paden liggen er drijfnat bij. “Dat wordt dus de fiets poetsen, als ik thuis ben, beloof ik me zelf. Mijn maatje is haar depressieve bui van een tijd terug helemaal kwijt, (Ik heb er niet over geschreven, maar ze heeft zich redelijk over haar relatie breuk heen gezet, en, nu met haar nieuwe werkkring, een school in Hoofddorp, is er een stuk rust in haar leven terug gekomen.  Ze vertelt 100 uit over de nieuwe school en haar leerlingen en haar fijne collegae. Het gekke is dat wat zij vertelt eigenlijk de menselijke norm is: je groet elkaar, wenst elkaar een goede avond of goed weekend, informeert even naar elkaars gezondheid, nou ja, noem maar op, maar dat was dus niet meer de norm op haar vorige school. Ook is ze redelijk opgelucht dat zij de leerlingen, die op die vorige school de dienst uitmaakten zo ongeveer, nu ja het waren Makronen, natuurlijk, heeft verruild voor positief ingestelde kinderen, inlandse gewoon blanke kinderen. Deze gaan namelijk uit zich zelf zitten, pakken gewoon hun boeken, roepen niet dat ze gediscrimineerd worden als ze terecht gewezen worden als het huiswerk niet in orde is etc. 

Het is wel behoorlijk druk op fietspaden en wegen. De mensen recreĆ«ren massaal vandaag, aangelokt door het heerlijke weer en we hebben er allebei spijt van dat we shirts met lange mouwen hebben aangedaan. Via de Zwarte Gouw naderen we Broek in Waterland, als Jolande opeens uitroept: “Mijn God, wat is dit toch een prachtig land.” Ik ben het roerend met haar eens en wijzend op de stompe torens van Ransdorp en Zunderdorp vertel ik haar het verhaal dat mijn Oom Jan me ooit vertelde over die stompe torens.                   "Er zou", volgens mijn oude en al lang gestorven oom, die het verhaal vertelde  toen ik een jaar of acht was,  " een enorm groot piratenschip de Zuiderzee op zijn gevaren en, omdat het doodliep, moest ze keren en  bij het keren zou het schip met de boegspriet de spitsen van de torens hebben gestoten. Vandaar de stompe torens in het Waterland." Die spits van de toren van Zunderdorp zou er later dan weer zijn opgezet, maar die van Ransdorp bleef stomp.


=later verder door Broek=

vrijdag 24 oktober 2014

Mijn elfstedentocht, deel twwe.



En bij Bartlehiem gebeurt het wonder.

De club is in zijn geheel blijven wachten, denk ik nog en na een lange achtervolging kan ik weer aansluiten. Maar nee, het is geen solidariteit die de drijfveer is om voet aan de grond te zetten. Een delegatie onder leiding van Jan (Fred is in verband met huwelijks- en financiĆ«le problemen al een tijd niet meer op de radar), is uit de Randstad overgekomen en heeft hier een rustpunt ingericht en heeft KOFFIE en broodjes bij. 
Ik geniet net met volle teugen van mijn eerste bakkie van de dag, als de club al weer aanstalten maakt om op te stappen. Ik bedank ze hartelijk voor de clubcollegialiteit en zeg dat ze gerust verder kunnen rijden en dat ik ze wel weer in ga halen.Er wordt wat schaapachtig gegrinnikt maar men besluit toch te wachten tot ik mijn cafeĆÆne- en nicotinepeil op de gewenste hoogte heb gebracht.Ik voel me al een tijdje niet senang in deze groep. Hoewel ik zelf liever alleen verder had gereden ben ik natuurlijk wel afhankelijk van vervoer terug dus moet ik wel bij Kees blijven.Als we ons iets later toch weer in gang zetten voel ik me als herboren en voel voor de zoveelste maal dat cafeĆÆne wel degelijk een vorm van doping is.Dat klopt ook inderdaad want Gianni Bugno, een Italiaanse coureur, is ooit eens betrapt op een te hoog gehalte van dat goedje in zijn plasje. Bugno was een geweldige coureur, winnaar van de Giro d ’Italia in ’90 en zelfs 2x wereldkampioen, in ’91 en ’92.Hij was een typische “pedaleur du charme” zoals men dat zo mooi zegt. Een mooie coureur in beide betekenissen van het woord. Tijdens een afzink is hij ooit een keer zo hard onderuit gegaan, dat hij daarna, van de schrik, jaren lang daalde als een dweil. Hij ging daarvoor in therapie en zijn behandeling bestond onder andere uit het luisteren naar muziek van Mozart. Het heeft wel iets geholpen maar zijn grote dagen waren voorbij. Een enkele keer komt hij nog wel eens in beeld tijdens een Giro-etappe.Een mooie, goed verzorgde, immer goed gecoiffeerde man. 

De stempelpost in Dokkum is vlak bij de molen waar mijn vader in zijn jeugd nog een jaar als leerling heeft gewerkt en ik kijk er met een beetje weemoed naar. Als kind hebben mijn ouders mij deze molen wel eens laten zien, tijdens een uitstapje met de auto, op een zondag. In de late jaren ’20 van de vorige eeuw moet dat alweer geweest zijn Niet dat uitstapje, natuurlijk, maar dat mijn pa hier heeft gewerkt. Bij deze stempelpost is het al stukken minder druk dan bij de vorige posten en we zitten al snel weer tussen de wielen. Iets na tienen zijn we terug in Bartlehiem waar het ondertussen al weer een enorm volksfeest aan het worden is. Het weer is voortreffelijk, er is nauwelijks wind en er schijnt een lekker zonnetje. Door de kickstart die de koffie me gegeven heeft en omdat ik geen zin heb in verdere gesprekken met al die nare clubleden, die ik steeds minder begin te mogen, rijd ik veel solo op kop. Ik houd het tempo gestaag tussen de 25 en 30 kilometer per uur zoals was afgesproken. Aarzelend komen af en toe Ć©Ć©n of twee clubleden langs om te zeggen dat ze echt niet wisten dat ik lek gereden was en zo. Ik doe of ik ermee verzoend ben en een beetje is dat ook wel het geval. Ik word ondertussen heerlijk afgeleid door het steeds talrijker wordende publiek dat langs de weg zichtbaar wordt. Bakken bier worden door hen aangesleept en overal staan frietkramen en er lijkt een kermisachtige sfeer te ontstaan. 

Rond 1100 uur hebben we er ongeveer 120 kilometer op zitten en nu rijden we de Friese hoofdstad binnen.We zijn halverwege. Onder de Oldenhove, de Martini toren van Leeuwarden, zeg maar,  is de volgende controle en worden we getrakteerd op soep. Heerlijke, want hartige soep en er is een vlotte afhandeling van de stempelprocedure. Verder gaat de karavaan nu en steeds opvallender worden de vreemd uitgedoste snuiters die op deze mooie pinksterdag meefietsen. Zo zien we een gozer in een overall en met klompen aan op een opoefiets de tocht rijden. Althans dat beweerde hij, volgens mij reed hij van zijn boerderij naar de kroeg.Mensen geheel gekleed in Friese vlaggen op tandems en een paar zeer schaars geklede dames op steppen!  Deze (de dames, niet de steppen) trekken heel wat belangstelling onder het mannelijke deel van de fietsers en toeschouwers. We komen door kleine schilderachtige dorpjes als Boksum, Jellum en Weidum, als ik opeens op een richtingaanwijzer ‘Jorwerd’ zie.Het prachtige boek “Hoe God verdween uit Jorwerd” van Geert Mak, dat ik een paar zomers geleden las, schiet me weer te binnen. Ik heb Mak jaren hoog gehad maar sinds zijn ietwat naĆÆeve opstelling in het multiculturele debat is de liefde een beetje over. Ik moet wel zeggen dat ik zijn “In Europa” wel met veel plezier gelezen en bekeken heb. Ik wil over Mak en zijn boeken wat kwijt aan die E. die iets schuin achter me rijdt maar ik krijg niet de indruk dat het aanslaat. Ik mijmer dan ook maar wat voor mezelf uit, tot we Sneek bereiken. Het is zoals altijd druk in deze Friese parel die internationaal bekend staat om haar watersportactiviteiten. Ook vandaag is het al enorm druk met vaartuigen en vaartuigjes van allerlei soort. Grote en kleine scheepjes en boten glijden over het haast nog rimpelloze water op weg naar andere verten en andere vergezichten. De prachtige waterpoort van het stadje is het mooie decor voor weer een stempel. Voorbij de volgende stad, IJlst,  van de schaatsen en het houten speelgoed, rijden we het Friese merengebied binnen.  Ik ken deze streek nauwelijks en de beelden benemen me haast de adem, zo weids en ruim is deze. Achter hoge rietkragen zie ik zeilen zonder rompen die schijnbaar moeiteloos over stuur- of bakboords boeg hun koers aanhouden. En overal land, land en koeien,echt, enorme veestapels. Hier en daar, achteloos alsof het door een kind uit zijn blokkendoos is neergezet, een boerderij met een lange oprijlaan. Ruimte. Dit is het land van “Stiefmoeder Aarde”, van het “Geslacht Wiarda” uit de boeken van Teun de Vries.Hier woont dus dat Friese volk, door andere Nederlanders wat vreemd aangekeken om haar eigen taal, om de dwarse koppen. Hier woont dus dat Friese volk, dat vandaag in elke dorpskom zo’n enorm enthousiasme aan de dag legt en ons voortstuwt met gejuich en applaus.Hier woont dus dat Friese volk dat die mannen heeft voortgebracht die, in strenge wintermaanden, de doorlopers onder bonden om in snijdende vorst 200 lange, lange kilometers over onafzienbare ijsvlaktes te rijden om hun steden met elkaar te gaan verbinden. Onwillekeurig denk ik terug aan de tocht der tochten, waar nu in 2010, net een prachtfilm over gemaakt is. Die aller zwaarste Elfstedentocht ooit, werd gereden in die bizarre winter van ’63.

Ik was 10. De winter was al vanaf eind november enorm streng. Wij woonden aan het eind van het dorp waar de molen van mijn vader vrij kon draaien. Tussen het groepje huizen rond de molen en het eigenlijke dorp lag een onbeschutte strook akker- en weiland van een meter of 300 lang. Door de dagenlang aanhoudende Oostenwind, die, vanaf de Duitse laagvlakte waaiend, niet tot nauwelijks tegengehouden werd door enige bebouwing, waren er enorme sneeuwduinen opgejaagd die wel 4 of 5 meter hoog waren. Deze sneeuwduinen sneden dan ook dagenlang ons gedeelte van het dorp af van de dorpskern. Aanwonende boeren probeerden met tractoren en graafgerei een pad schoon te maken en natuurlijk hielpen ook mijn vader, mijn broer en andere buren mee. Urenlang stonden ze elke dag sneeuw te scheppen en te schuiven, zodat we in dit gedeelte van het dorp ook maar enigszins bevoorraad konden worden. Dagen later pas was er een heel smalle verbindingsgang naar het dorp gemaakt en konden bakker en melkboer weer leveren. Ook mijn vader en mijn broer, die samen mijn vaders bedrijf bestierden, konden hun producten zo weer uitventen naar hun klanten. In die dagen kwamen zelfs de anders o zo schuwe reeĆ«n uit hun schuilplaatsen naar de bewoonde wereld, om voedsel te zoeken. Pa had een voederplek ingericht, beschut voor de wind. Voer en lauw water voerde hij geregeld aan en na een dag of wat aten de  schichtige beesten uit zijn hand! In die winter werd dus die bewuste tocht gereden waarvan iedereen, die die beelden gezien heeft, ze nog steeds op zijn/haar netvlies krijgt zo gauw het woord "natuurijs" wordt uitgesproken. (Ik schrijf dit verhaal tijdens de kerst van ’09. Het TV programma “Andere Tijden" zendt, toevallig of niet, een oude documentaire uit over 100 jaar Elfstedentocht. Weer zie ik die afgrijselijke, ontroerende en heldhaftige beelden. Mooi detail is dat presentator Koos Postma in de studio genoeglijk een sigaretje rookte )Ik heb, heel toevallig, de winnaar Reinier Paping in de zomer na die tocht gezien. Hij speelde een partij tennis op de baan van het hotel dat zijn ouders uitbaatten in Ommen. (Tennis… da’s toch geen sport voor kerels) Ons gezin was toevallig op het terras van dat hotel neergestreken tijdens een zondags uitstapje met de auto. Mijn broer drong er bij mij op aan om een handtekening van Paping te vragen .Ik wachtte geduldig tot er even rust was. Bij tennis is dat om de 20 seconden of zo. Ik vroeg mijnheer Paping om zijn handtekening, op het papieren servetje dat mijn broer mij in de hand had gedrukt .In mijn herinnering moest deze man een reus geweest zijn, maar ik zag een, in mijn woorden van nu, wat frĆŖle, rossige jonge vent, slank en sportief. Ik kreeg de handtekening maar weet tot op de dag van vandaag nog niet waar ik toen meer van onder de indruk ben gekomen: van Reinier Paping of van de soepstengels die ze in het restaurant serveerden en die ik nog nooit van mijn leven gezien had.


De Nederlander zegt dat Sloten de kleinste stad van Nederland is, de Fries zegt dat het de kleinste stad van de wereld is. Wie er ook gelijk heeft: klein is Sloten zeker. Slechts een doorgaande straat, een gracht, een stempelpost, dat is het en dan gaan we verder. Voor Sloten zijn we al door Woudsend en Balk gereden, waar M. en ik nog kennissen weten te wonen. Maar in de enorme drukte heb ik hen natuurlijk niet kunnen ontwaren. Vanaf Sloten rijden we het prachtige, haast on-Friese Gaasterland binnen. De wegen zijn nu bijna een langgerekt lint, vol met fietsen en her en der staan ook de nodige fietsers langs de kant van de weg. Sommigen met pech, anderen, aan het gezicht en de lichaamstaal te zien, in behoorlijke staat van vermoeidheid. We rijden een pittig klinker klimmetje op en komen boven op het Rode Klif. ‘What a view!' Het hele IJsselmeer strekt zich in al zijn waterpracht voor onze wielen uit. Hier staat ook nog een gedenkteken van een veldslag, waarbij een Hollandse Graaf, die dwarse Friezen wel even zou laten zien hoe de wereld volgens hem in elkaar zat, het leven liet. Getuige het monument kwam hij dus van een kouwe kermis thuis. Ook wij hebben nu ongeveer 150 kilometer onder de wielen gehad en de vermoeidheid begint bij sommige clubleden toe te slaan. We zijn goed op schema en democratisch maar niet unaniem wordt besloten om een half uurtje rust te pakken in Stavoren. Ik ben nog steeds van mijn mening dat je de rustpauzes zo kort mogelijk moet houden, want blijf je te lang zitten dan koelen de beenspieren enorm af en slaat de verzuring toe en daardoor wordt de kans op kramp vergroot. Wanneer ik tochten tot ongeveer 100 kilometer fiets, stap ik, behalve voor een eventuele sanitaire stop en het vullen van de bidon, niet af. Voor elke rit boven de 120 kilometer ga ik, ongeveer op de helft, een kleine 10 minuten rusten. Dat doe ik bij voorkeur aan een slootkant of bij een boerenhekje. Ik blijf dan staan en dribbel wat, zodat mijn beenspieren toch wat belast blijven.
Als we in het stadje van het vrouwtje uit de legende opbreken, gaat de tocht verder over de dijk naar Hindeloopen, ‘Hylpen’, zoals het op zijn mooiste Fries heet. Stom eigenlijk, maar elke keer als ik het woord Hindeloopen zie of hoor, moet ik aan een liedje van Seth Gaaikema* denken. Ik ken alleen de regel nog: “Ik zag een Hinde lopen” en weet verder niet meer waar het over ging, maar, Gaaikema kennende, zal het ongetwijfeld flauw geweest zijn. Een grapje uit de jaren toen hij nog populair was, was dan ook, dat een flauwe bocht een Gaaikema-bocht werd genoemd. Ok, ook niet leuk. 
Workum is de elfde en laatste stad die we aandoen en om een uur of vier passeren we in Bolsward het finishdoek.De volle stempelkaarten worden overhandigd en iedereen krijgt een fraaie en zoals het zo mooi heet, felbegeerde medaille.Ik had me een en ander toch wat plechtiger voorgesteld, een toespraak of een fanfareorkest of zo, maar ik begrijp dat dit met een zo groot deelnemersaantal niet mogelijk is.De groep schudt handen. We hebben 200 kilometer gereden met een gemiddelde snelheid van net boven de 26 kilometer per uur en dat is helemaal niet slecht.Kees zet me rond zes uur thuis af. Ik betaal mijn deel de benzine en wordt thuis enthousiast begroet. M. heeft nog een lekker maaltje voor me klaargezet en na me gedoucht en verschoond te hebben,verslind ik de producten van haar kookkunst.TREK!! Later die avond vind ik nog een halve zak chips en eet die leeg. Ik houd niet eens van chips.

Jaren later blijkt de ‘shimmy’ in mijn achterwiel te worden veroorzaakt door een haarscheurtje in de lengterichting van de velg. Ik heb nog jaren met dat wiel kunnen rijden, overigens.




*Seth Gaaikema is in hjet najaar van 2014, net toen iok dit stukje zat te herzien, overleden. Rust in BVrede.


Het jaar dat ik niet fietste (4)

  Enfin,ik kom bij dokter Blom terecht, op de afdeling Radiotherapie. Die afdeling zit behoorlijk verstopt in het ziekenhuis. Op de min 2 ...