dinsdag 28 mei 2013

Met vallen en (soms niet) met opstaan


Het is het lot van elke fietser. Het is inherent aan de sport en aan het soort fragiele vervoermiddel dat die fietser gebruikt bij zijn/haar, maar nu ga ik weer zo politiek correct worden dat ik alleen maar de M vorm ga gebruiken. (Ik krijg al veel kritiek dat mijn Blogs te lang worden, dus vandaar, begrijp je?)
Dat lot is: vallen. Je kunt niet fietsen zonder dat mee te maken. Of je nu een gewone 'woon/werk' fietser op een zogenaamde 'gasbuizenfiets' bent, of dat je nu met een fiets met een 'krom stuur' rijdt, je valt altijd wel eens. Gelukkig is het over het algemeen 'zonder erg' zoals de Vlaming zegt, maar als het dan fout gaat, dan gaat het vaak goed fout. Ik val zelf ongeveer een keer per jaar. Nee, dat doe ik niet voor de statistiek, of omdat het prettig is, maar het gebeurd. Ook in mijn 'geval' val ik over het algemeen zonder erg, hoewel ik wel eens met een, vanaf de knie tot de enkel verbonden been, heb moeten werken en fietsen. Over het algemeen valt, bij ons toerfietsers, de schade nog al mee en is het meer een kwestie van 'gebroken of gevallen trots'. Valpartijen, of 'Chute' of 'Tuimelperte', zoals men dat noemt in het peloton, gebeuren bijna altijd als je in en met een groep(je) rijdt. Over het algemeen is de oorzaak dan dat je met je voorwiel het achterwiel van de man voor je aantikt, zodoende de controle over je stuur verliest en met een (op afstand) lachwekkende zwenk over de breedte van de weg, probeert je fiets onder controle te krijgen. Soms beland je met je genitaliën op de stang en dat draagt ook niet bij tot je prettige herinneringen van die dag. Soms zijn valpartijen ook heel lullig. Ik herinner me nog dat ik eens een bochtje verkeerd in stuurde. Ik reed nog net geen twintig per uur of zo. Er lag wat los zand en, tjoep, daar ging mijn voorwiel. Schurend door het losse zand raakte ik het behang van mijn been kwijt en reed en werkte ik een dikke twee weken in allerlei gazen en netkousen ingewikkeld, en dat was behoorlijk ingewikkeld.
Maar goed, het hoort bij de sport die je doet en je moet daar niet over klagen, natuurlijk. Kijk, iemand die tennist zal alle risico's uit de weg gaan. Op het moment dat er een druppel regen valt, stopt de wedstrijd, want die duurbetaalde benen zouden een uit kunnen glijden, ach en o wee. Voetballers laten zich met liefde vallen en vragen dan meteen om een rode of gele kaart voor een ander voetballer of zo. Maar in het fietsen is risico nemen een onderdeel van je vak en het vallen hoort daar ook bij. Dat klinkt heel cynisch, maar het is natuurlijk wel zo.
Soms, maar dat soms is natuurlijk veel te vaak, is zo'n val met een afgrijselijke afloop. Wie herinnerd zich die vreselijke val van Fabio Casartelli niet? De jonge coureur (25 nog maar) ging hard onderuit tijdens de afdaling de Portet d' Aspet, en overleed, voor het oog van de Tv camera's. Ik keek, ik zag de jonge coureur in embryo stand liggen en wist, bijna zeker, dat het over was. Een nog vrij onbekende en jonge Lance Armstrong reed ook in dat Motorola Team. Enige dagen later won hij een etappe en droeg, ik zal het nooit vergeten, met twee vingers naar de hemel wijzend, zijn zege op aan zijn ploegmaat. De patholoog anatoom merkte op dat, indien Fabio een helm had gedragen, zijn letsel stukken minder waren geweest en niet tot de dood hadden geleid.
De dood van Andrej Kivilev, tijdens Parijs Nice, in 2003, deed de UCI besluiten om de helm verplicht in te voeren. 2003, da's nog maar net geleden. Wouter Weijland, ook al zo tragisch, overleed
op 9 mei 2011 doordat hij met zijn pedaal achter een muurtje bleef hangen. Hij droeg wel een helm, overigens, maar dat mocht niet baten. Zijn val deed me onmiddellijk denken aan die van Fabio, met name de manier waarop ook hij in die embryonale houding lag. Ook hij was ter plekke overleden. Een mooi gebaar van de leiding van de Giro is, dat er nooit meer het rugnummer 108 zal worden verleend aan een coureur. Het rugnummer waarmee Wouter reed.
Maar er zijn natuurlijk veel meer sensationele vallen geweest in het peloton. De val van Wim van Est: 'zestig meter viel ik diep, mijn hart stond stil, maar mijn Pontiac liep.' is wel bekend. Ook de tragische dood van Tommy Simpson op 'de flanken van de Mont Ventoux', berg die voor mij voor 2014 op het programma staat, is welbekend. Maar ook Pedro Horrillo, de aardige en sympathieke filosoof, die voor de RABOBANK ploeg uitkwam, viel in een ravijn. Het verhaal gaat dat een coureur de RABOBANK wagen voorbij reed en vroeg of ze wisten dat ze een fiets hadden verloren, want die had hij tegen een vangrail zien staan. Men keerde terug, zag de fiets, met kaderplaatje, van Pedro en liet hulptroepen aan rukken. Die vond de coureur op een plateau, tachtig meter lager en met behulp van Alpenjagers en een helikopter, werd de coureur naar boven geholpen. Hij stopte met fietsen. Ik denk zelf dat zijn meisje en misschien zijn kinderen daar ook wel voor hebben gepleit!

Ik vergeet nu natuurlijk tientallen valpartijen en ongevallen, dat weet ik wel. Maar af en toe zijn er ook hele aparte en bizarre valpartijen. Zoiets zag ik vorige week in  de hele fraaie Ronde van België.
Ons aller 'vriend' Thomas Voeckler, die kleine en driftige coureur die bij EUROPCAR rijdt viel wel op een hele gekke manier. Voeckler is al een legende voordat hij bekend werd. Hij is geboren in de Elzas, zijn pa is spoorloos verdwenen tijdens een zeiltocht over de oceaan en hij werd als jong coureur al de lieveling van het Franse publiek. In 2004 droeg hij tien dagen lang het geel en ook in de Tour van '11, deed hij dat. Bekkentrekker, camera bespeler, aansteller, van alles kan je over hem zeggen, maar ik mag hem wel. Hij is een aanvallende renner en altijd wel in beeld.
Maar dit jaar gebeurde er iets, wat ik nog nooit had gezien. Hij reed over een niet eens zo moeilijke kasseienstrook en zijn bidon schoot vanuit de houder op zijn frame, in zijn achterwiel, tussen spaken en frame. Dat achterwiel blokkeerde en hij viel sensationeel hard op de stenen.
Voeckler zou Voeckler niet zijn als hij aan die achterstand, hij kwam achttien minuten na het voortjagende pas binnen, ten gelde maakte. Hij was nu de 'slemiel' van het peloton, de camera's waren vaak op de bekken trekkende coureur gericht en hij genoot zichtbaar.
Maar, in de slotrit was hij weer van de partij. Aanvallend, zoals altijd. Van zijn ingewikkelde benen was niet te merken.
Een tennisser was waarschijnlijk een jaar de ziekte wet in gesukkeld, met behoud van salaris. Een voetballer had waarschijnlijk om een rode kaart voor het wegdek en de bidon gevraagd.
In deze tijd van 'match fixing' had de scheids die, denk ik, ook gegeven.

woensdag 22 mei 2013

Van fietsen en sluipwegen (2)

Nou, we zijn dus vannacht gewoonweg maar gewoon gaan slapen. Met spijt van mijn kant (van het bed) maar met het gedoe met het oppassen op twee kleinkinderen, man, dat is afzien dat. Nou ja, daar gaat nog wel eens een Blog over, maar in elk geval waren we vanmorgen vroeg en fit op en naar weer een oppas dag.
Maar het zou gaan over dat fietsen en die plussen die dat heeft. Ik zal niet (weer) beginnen over de positieve ervaringen die het heeft op je lijf. Op je beenderengestel, op je spierstelsel, op je hart en longen. Dat is allemaal helemaal bekend. Maar, en vooral, op je psychische gesteldheid heeft fietsen, nu ja sporten, maar in mijn geval fietsen, een hele goede en 'balsemende' invloed. Ik weet niet of jullie dat wel eens hebben. Je hebt een dag gewerkt, je hebt een hoop gedoe gehad, lastige chef, veel foute dingen of lastige collegae of een systeem dat het niet deed, kortom, een doorsnee werkdag.
Aan het einde van die dag stap je in of op je gemotoriseerde voertuig en zoekt zo de weg die aansluiting geeft op de A zoveel weg die je naar huis zal brengen op. Op het moment dat je die straat opdraait, gaat het al mis. K.., wat een drukte. Langzaam, heel langzaam vorder je naar de een of andere ring (alle steden hebben tegenwoordig ringwegen) en je ziet al vanaf de oprit naar die ring, dat het helemaal fout zit. 'Good grief', zeg je dan, je bent goed opgevoed toch, 'het zit aardig vol'. Maar, je sluit netjes aan en na een uurtje en vier kilometer ben je eindelijk op je A zoveel.
F..., die staat ook vol. Na drie uur ben je thuis. Drie uur over een afstand van 40 kilometer. (Dat is ongeveer de gemiddelde afstand die we forenzen. En, ik gebruik het hoge getal van dat gemiddelde.) De kinderen liggen al in bed, heerlijk, weer even een stuk zorg minder, je eten staat koud in de ping, nou ja, eerst even douchen, maar je shampoo is op, verdorie en je meisje vertelt dat het programma dat je nog even had willen zien voor het slapen gaan, niet doorgaat omdat er een interview komt met een bank specialist over het waarom van het misgaan met die deal met die Cypriotische bank! Shit, de zekering van de ping is doorgebrand, nou ja, dan maar een paar handjes vol chips. God, paprika smaak, niet te vreten.
De volgende morgen is er een ernstig ongeluk op jouw A en je bent een goed uur later binnen en je chef was al geflipt omdat je het werk niet helemaal af had. Fok, wat een gedoe, dat verkeer.

Het was afgelopen dinsdag 21 mei een gewone en typische Nederlandse voorjaarsdag. Het regende de hele dag, het waaide als een gek en het was maar een graad of tien. De ochtendspits was redelijk druk geweest dus zou de avond spits dat zelfde beeld wel hebben. Dat klopte. Vanaf Zaandam reden we al in de rij voertuigen die naar de Coentunnel reed, grappig, mijn spellingscontrole zegt 'Poentunnel' en dat zal het ook wel zijn, en daar deden we al de nodige tijd over. Dan stond het stil op de ring van Mokum. Maar dan ook helemaal, begrijp je. Ik kon de afslag Diemen pakken en via de Middenweg en de Kamerlingh Onnes laan kwamen we langs de Amstel rijdend op de A2 en zo, onder een A 10, de ring door, die helemaal vaststond, op de afslag Amstelveen, die helemaal vaststond. Dus reden we rechtdoor, gingen door de onder en kwamen zo vlak bij de brug naar onze woonplaats uit. Ja, het reed wel allemaal geen 120 per uur, maar we stonden nauwelijks stil. Toch duurde de tocht van amper 30 kilometer al met al nog een dik uur.
E. complimenteerde me met mijn richtingsgevoel en met het feit dat ik dus al die achteraf weggetjes en routes wist. Ik, vrouwen geven graag complimenten maar mannen ontvangen die nog veel liever, vertelde haar, toch wel gestreeld in de testosteron golf die haar compliment in mij liet opstijgen, dat dat kwam omdat ik zo veel en vaak fietste in de omgeving, dan al mijn narigheid van het werk vergat en dat ik dus alle routes en straatjes en weggetjes en stegen in de buurt kende.
Op TXT, las ik dat de A9, A10 en de A2 nog tot heel laat in de avond hinder hadden van files.
Vandaag, woensdag, pasten we weer op. Het was droog en er was geen gedoe, binnen een half uur waren we thuis.


dinsdag 21 mei 2013

Het nut van fietsen en van sluipwegen

Ja, ja, als je, door de resterende splinters van die enorme open deur die ik net ingetrapt heb heen bent en je jezelf niet al te veel beschadigd hebt, dan zal ik het nut van het fietsen nog eens uitleggen. Niet dat je nog veel uitleg nodig hebt, natuurlijk, als lezer van dit Blog, of van voorgaande Blogs. Ik ga er namelijk (vrij) klakkeloos van uit dat je zelf dus ook fietst want anders zou je dit Blog niet lezen maar andere interesses hebben. (kijken naar Geer en Goor, of Kafka lezen of naar Bach luisteren of gewoon, met een
biertje/sherry/witte -/rode - of rosé wijn op de bank zitten bij te komen van alweer een dag.)
Ik heb het al meerdere malen geschreven, geloof ik. Er komen steeds meer onderzoeken van geleerden en onderzoeksinstituten en steeds meer rapportages over het nut van het fietsen en de gunstige resultaten daarvan op de mens. Ok, ik weet dat er heel veel duistere praktijken gebeuren bij heel veel onderzoeken. Ik ken de namen niet allemaal meer hoor, van frauderende artsen, psychiaters, psychologen en dat soort mensen meer, die het nodig vonden om hun onderzoeksresultaten aan te passen aan hun bevindingen. Nu ja, ik geloof dat het eerder net omgekeerd was, maar je begrijpt me. Ik herinner me een voorbeeld. Daar werden vleeseters al geweldige agressieve mensen en vreselijk kloothannesen neergezet die zo agressief en zo hufterig werden door het eten van (rood) vlees. Achteraf scheen de onderzoeker van dienst dat allemaal bij elkaar gefantaseerd te hebben in zijn zucht naar publicaties. Ik begrijp dat wel. Nee, nee, niet van het vervalsen van onderzoeksresultaten, maar dat je, als geleerde zijnde, je naam op of boven een rapport wilt hebben.  "IJdelheid Uw naam is vrouw", zei men vroeger, maar da's gelul natuurlijk. Zo'n onderzoeker is ook ijdel en dan niet op uiterlijk of kleding, maar gewoon ijdel om z'n naam te lezen. Ja, en niet alleen op een rapport van zevenhonderd pagina's waar geen hond naar kijkt, maar wel op het feit dat 'ie op HET NET is. Zoals ik als schreef, ik herken dat. Mijn eerste boek "Over mijn toeren" was nog maar net uit. Ik googelde wat over mijn naam en 'WTF!' ik kwam wel negen keer voor op dat NET. Ik kan me nu, met mijn Blogs en mijn drie boeken, tot pagina 18 terug tracen, als ik mijn naam intik. Maar, dat hebben jullie zelf ook allemaal.
'Man. I am famous', denk je even en heel even, ik ben ook maar een gewoon mens, voel je je ook beroemd, maar dat is allemaal gel.. en Bullsh..!
Ik denk nu even aan een mooi stuk cabaret van Wim Kan. Hij beschrijft het leven in Artis, van rond 1900. Daar is de directeur bezig met een proefschrift over beren. De bewaker van de beren, Flipse, komt rapporteren en zegt, hij moet toch wat rapporteren, dat hij twee beren 'broodjes zag smeren'. Vandaar het jeugdliedje. 
"Ja, eikel je bent weer in Zeeland zeker met je Luctor et Abortus?" Ok, ik drijf weer af. Maar goed, het ging dus om die onderzoekers en hun onderzoeken. De publicaties op mijn bureau, een echt bureau, geen blad op mijn scherm, qua bureau, begrijp je, geven dingen aan die onderzoekers hebben onderzocht en die onderzoeken zeggen allemaal, eensluidend: 'Van fietsen wordt je gezonder en je wordt minder gauw en minder vaak ziek en het is goed voor je donder.'
Joh!
Nee, ik ga hier niet mijn dossier ziektegevallen opnoemen. Maar, (hij gaat het wel doen, hij gaat het wel doen!) nee, ik ga het niet doen, maar ik ben de afgelopen tien jaar wel twee maal bij de huisarts geweest. De ene keer omdat mijn oren uitgespoten moesten worden en de laatste maal omdat ik een kleine check up wou voordat ik 'De Berg' zou gaan beklimmen.
(Lezers van mijn werk hoor ik nu kraaien: hij liegt, hij liegt, lees dat maar eens in 'Over mijn toeren', en nee, die hebben ongelijk, dat was in 2002, lekker puh)

'Ga je nu nog eens eindelijk aan je verhaal beginnen, saaie lange l..', hoor ik mijn critici H,B en W nu blèren. Nee, zo zeggen ze het niet, want het zijn allemaal ex militairen en hun taal is natuurlijk veel meer gekuist. 'Jo, Lucas, vergeet even die omstandige randverhalen en verhaal nu dat wat je te verhalen hebt', zo gaat ongeveer hun commentaar. Het zijn wel opgevoede mannen en een vrouw, immers.
--Nee, doe ik niet. We hebben vandaag opgepast op de kleinkinderen en doen dat morgen weer, we zijn nu moe, allebei en gaan zo naar bed om eens lekker te gaan pitten, 'denken' we--


zondag 19 mei 2013

De val van de Reuzen





Eerlijk is eerlijk, ik heb de titel voor deze Blog gepikt van het boek van Ken Follet: The fall of Giants.
Dat is het eerste deel van een trilogie die het Europa van de jaren van net voor de eerste wereldoorlog, tot net na de tweede wereldoorlog beschrijft. Fraai en, zoals je van Follet kunt verwachten, vooral lang.
Maar er is wel wat gebeurd zeg, de afgelopen dagen in de GDI! (de laatste update is dat Wiggins en Hesjedal uit de GDI zijn verdwenen. Ziek, zegt men. Ja, dat kan. Ik wil daar nog wel wat over zeggen, later)
Maar hoe dan ook, de GDI blijft een loterij. Waar vroeger het parkoers werd uitgetekend op de Italiaanse heldentenoren is dat de afgelopen jaren niet meer zo. Ik weet nog dat Moser, Simoni, Pantani en Salvodelli de grootste kanshebbers waren en dat de rittenkoers helemaal op hun lijf geschreven werd. Overigens,  Indurain won hier twee keer en ja, de grote Merckx natuurlijk ook. Van Moser werd verteld en ik heb het ook gezien, dat hij, tijdens een tijdrit, zo door een heli werd gevolgd dat de wind van de machine hem vooruit zou hebben geblazen. En, als een Italiaanse renner ontsnapt, blijft de cameramotor net iets te lang voor hem rijden om beelden te maken, let maar eens op.
De afgelopen jaren is de GDI, in mijn ogen, groter en zwaarder geworden dan de TDF. Er zijn tegenwoordig meer beklimmingen die die naam verdienen en veel minder kilometers tegen het horloge. Helaas wordt de GDI, zoals zo vaak, getroffen door de Global Warming. Het sneeuwt en regent zo vaak in de bergetappes in het noorden van het land, (het is nog steeds maar mei) dat er vaak flink geknipt wordt in de parkoersen. Dat is voor ons, kijkers, natuurlijk vervelend, maar, geloof me, voor de renners is het een zegen. Als (een beetje) ervaringsdeskundige kan ik je vertellen dat het afdalen van een col in een enorme hoosbui een belevenis is, die zich verhoudt als het bezoek van een belastinginspecteur bij een garage bedrijf. De adrenaline spat je oogballen uit. Dat is tijdens een gewone afdaling al een beetje zo, maar als je met zeventig per uur op je smalle en gladde bandjes een bocht instuurt die op een miniwaterval lijkt en dan je voorwiel een hele andere kant op ziet gaan dan in de richting die jij in je bedoeling had, dan weet je pas dat je bijnieren hebt!
De rit van vandaag zou eindigen op de Col du Galibier, in Frankrijk dus. De renners moesten dan eerst nog over de Monte Cesino, dan nog 'even' over de 'Telegraphe' om vervolgens te eindigen op de Galibier. Een makkie, dus, maar dan heel anders. Het is niet meteen de koninginnenrit, maar het is pittig zat.
Ik schakelde in (had zelf een lekker end gereden) op de Belg, waar anders, en zag een gesloten peloton de eerste klim doen. Op het gemak. Geen aanvallen en geen zenuwachtig gedoe. Want, vertelden de verslaggevers, de grote mannen van het peloton, denk aan Nibali en Di Luca en Scarponi, willen niet dat er heel veel coureurs uit de strijd genomen zouden worden door een te grote achterstand bij de aankomst. Een mooi verhaal en het lijkt alsof er solidariteit in het peloton heerst, maar dat is gel.. natuurlijk. De kopmannen willen natuurlijk hun (minder sterke klimmende) knechten sparen en in koers houden, want de GDI duurt nog een hele zware week.
In de afdaling van de Cesino ging het 'los', met Pieter Weening, als eerste serieuze aanvaller. Later vielen Gesink en Kruiswijk ook aan, dus heel veel Nederlands geweld op Franse Alpenwegen. Uiteindelijk won Johan de Graaf, nu ja, Giovanni Visconti, zoals hij in zijn eigen taal heet. Gesink en Weenink en Kruiswijk raakten wat achterop, dat wel. Maar man, het was genieten weer.
Oh ja, ik zou het nog even over de TDF en de GDI winnaars van het vorige jaar hebben. Dat was het jaar waarin het 'Grote Schandaal' losbarstte, een schandaal dat Armstrong de kop, zijn TDF zeges en ettelijke miljoenen kostte. Was 2012, het jaar waarin volgens de Maya (of was het Inca) overlevering de wereld zou eindigen, misschien het jaar waarin echt werd afgerekend met de 'pakhazen' in de sport? In de klassiekers gingen redelijk 'onbekende' mannen (Cancellara even uitgesloten) met de zege er vandoor. In de GDI gaan Wiggins en Hesjedal roemloos en naamloos ten onder. Toeval?
Ik laat later meer weten.



maandag 13 mei 2013

Giro: Goed, groots, geweldig

Ik heb het vaker geschreven en veel vaker tegen vrienden, familie en verwanten verteld: ik vind de Giro d' Italia (GDI) over het algemeen een mooiere (ritten) wedstrijd dan de Tour de France (TDF). Ik besef best dat de TDF belangrijker is, omdat er veel meer geld in omgaat en er een hele hoop meer media aandacht voor is. (Zelfs onze NOS zendt fragmenten van de TDF uit, nou dan moet het wel groots zijn, want meestal wordt wel zeven uur Wimbledon of Roland Garros tennis uitgezonden. Van die zeven uur ligt het spel dan vaak zes uur stil, wegens regen of omdat de tedere en kwetsbare tennisspelertjes al drie minuten een balletje, met veel gekreun en gesteun, hebben geslagen en nu absoluut een minuutje moeten rusten, hoor. Nu ja, ik ben geen echte liefhebber van dat spelletje. (Dat wisten we niet, vertel, vertel! mis quote ik Bertje Vis)
Maar goed, de Giro. Door onze taalgenoten wordt ze wel uitgezonden en van goed en vaak humoristisch, maar ook en vooral van gedegen commentaar voorzien. (Nee, nee, ik ga niet meer over Dijkstra en Ducrot katten, dat heb ik vaker gedaan. Ik heb mijn critici H & B's advies opgevolgd: 'Laat het gaan, man.' Was vroeger de Giro het arme broertje van de TDF, daar is tegenwoordig niets meer van te merken. Ik bedoel dan niet het prijzengeld of zo, maar het strijdverloop. De tendens van de afgelopen jaren is dat de GDI meer zware ritten en meer gemene beklimmingen heeft en dus veel selectiever (zwaarder) is dan de TDF, waar, volgens mij, tegenwoordig meer ritten op 'het lijf' van een populaire TDF winnaar worden geschreven. Ik kan het mis hebben, natuurlijk, ik beschuldig niets of niemand, maar het valt wel op.
In ieder geval, deze GDI is tot nu toe een pracht wedstrijd. Er werd gestreden, aangevallen, gevallen en gewonnen. Strijd is altijd de kern van elke wielerkoers, natuurlijk. Aanvallen dus ook en vallen is daaraan inherent. Nee, als fietser wil ik dat ook niet, dat vallen. Ik ben te vaak op mijn smoel gegaan en weet dat je dan helemaal not blij bent, integendeel, maar dat begrijpt een ieder.
Dingen die me zijn opgevallen en niet alleen tijdens de GDI. Ik heb het gevoel, de gedachte, het vermoeden, noem het zoals je wilt, dat 'Het Nieuwe Wielrennen' nu eindelijk is begonnen. Met deze zin praat ik Maarten Ducrot na, die die kreet al een jaar of wat bezigt. Maaar ik ga nu even van een paar willekeurige uitslagen van het afgelopen voorjaaar uit. Gatto wint Dwars door Vlaanderen, Martin wint Luik-Bastenaken-Luik, ouwe krijger Ciolek wint de Primavera en Kreuziger doet dat in de Amstel Gold Race. Toch geen hele grote namen, als je me daarin kunt volgen. Al die hele grote namen komen niet echt, Cancelara uitgezonderd, in de stukken voor. Ook in de GDI zie ik de 'voormalige boefjes' als De Luca en zo niet op het voorplan treden. Allemaal mannen die ooit een straf hebben uit moeten zitten voor al dan niet bewezen gebruik van middelen die niet strookten met de bedoeling van de schone sport.
Hoewel Wiggins en Hesjedahl brandschoon zouden zijn, rijden ook zij geen deuk in het bekende pakje.
Het feit dat Gesink nu derde staat in het klassement, zegt wel wat. Ook Kelderman en Kruiswijk doen het uitstekend. (Nu ja, Gesink is een 'brekebeen', letterlijk en figuurlijk, so, don't count your blessings, maar voorlopig toch kunnen we hopen?)
Ik bedoel dus dat het best eens zo kunnen zijn dat die voormalige boefjes terug zijn gekomen van hun extra stimulatie en nu 'sec' en op eigen kracht rijden en dus niet zo geweldig zijn als ze doen voorkomen! Neem even de tijdrit die door een behoorlijk onbekende Brit werd gewonnen, voor bijvoorbeeld een klepper als Millar, (ik noemde Wiggins al) die wel toegegeven heeft gebruikt te hebben!
Over Wiggins, het is zelfs zo triest met hem gesteld dat Eddy, baron Merckx, de Belgische Jan Jansen, zich ermee bemoeit.
Somber en negatief, ja, een beetje wel, maar ik denk, ik weet dat het goed gaat komen met de sport, de enige en echte sport, maar dat is mijn stokpaardje.
Wat verder opvalt is dat er baarden en snorren (terug) komen in het peloton. Heb je het gezien? Cavendish heeft een forse baard, er zijn meerder coureurs met gezichts-begroeiing. Dertig jaar geleden was Urs Freuler, een Zwitser die voor een Italiaanse ploeg reed, Atala, een ploeg met blauw wit gestreepte gevangenis shirts, een uitzondering in de sport. In de beginjaren van het fietsen droegen natuurlijk alle coureurs knevels, maar dat is, met het scheren van de benen, geschiedenis geworden.
Nog een opvallend ding is, is dat de banaan terug is in het peloton. Ik zie heel veel coureurs zo'n kromme gele suiker bom uit de achterzak halen tijdens een rit, al dan niet na de bevoorrading. En ook in het toerfietsen is men een beetje van de dure gelletjes en zooi afgestapt en gaat men meer en meer terug naar de pure natuur. Ik zal dat binnenkort ook maar eens doen. Ik leef tijdens mijn fietstochten eigenlijk op een fruitreepje, al dan niet van de Vomar of van de Appie.
Maar, ik let ook op het weerbericht en momenteel zitten er geen grote fietstochten aan te komen, vreees ik.

--later meer--


dinsdag 7 mei 2013

In het zuiden (deel drie of zo)

Zoals al gezegd, de Hallembaye van de Noordzijde, stelde of niet veel voor, of ik voelde me goed, dat kan natuurlijk ook. In de Voerstreek gingen we 'De Plank' op, een klimmetje bij het dorpje De Plank, merkwaardig genoeg. De mannen reden weer weg, ik zat goed in mijn vel en ik deed mijn ding. Ik had zicht op de fraaie wereld om me heen. Die was fraai, want deze kant van de klim, de oostkant, ligt veel minder onder de bomen dan de andere kant. Dus veel meer uitzicht. Ik zag weiden die geel gekleurd werden door paardenbloemen op de helling liggen. En ik steeg gelijkmatig, rustig, alles onder controle. Ja, ik werd natuurlijk door de halve wereld voorbij gereden, 'but, who cares?' Het weer was ook nog eens fenomenaal. Zon, een hele hoop zon, wat wind en een temperatuur van rond de negentien graden. De maten waren overigens vertrokken in 'lange bovenkleding' als jullie het vatten en hadden daar later wel spijt van, natuurlijk. Zelf rijd ik al een week of wat 'in het kort', zoals dat heet. Na 'De Plank' en de snelle afzink vanaf Epen, (ik klokte op een gegeven moment 70 per uur) kwam de Camenig. Die klim is volgens Jan Janssen, de Nederlandse Eddy Merckx zo ongeveer, de 'enige' mannelijke klim in ons land. En, en beetje gelijk heeft hij wel. Het was, ooit, mijn "zwarte beest", zoals de Vlaming zegt, maar nu, geloof me of niet, maar nu, deed ik haar met 'plezier'. Nee, ik f... je niet, ik had lol in die klim. Nee, natuurlijk deed het zeer, dacht ik. Maar, deed het wel echt zeer? Voelde ik echt wel pijn? Pijn zoals ik die het vorige jaar en het jaar daarvoor had gevoeld?
Nee, ik kon niet zeggen dat ik leed!
Ik kende het klimmetje (ja, een klimmetje, that's it,) ondertussen wel. Ik kwam boven, daar stond de groep en ik vroeg, ik reed door, keek hen aan en vroeg of ze nu al moe waren. Gegrinnik (en wat hoon) was mijn deel en een paar seconden later reed ik weer helemaal alleen in de achterhoede toen we het Holsetterbos opreden.
De koffiestop was gepland voor bij het Drielandenpunt. We reden Vaals binnen en moeten naar dat Drielandenpunt en dat is en blijft een pittig ding. Toen ik bovenkwam hadden de mannen al een tafel uitgezocht op het fraaie terras met gratis uitzicht op Duitsland, (Aken) en België. Koffie, cola en een strootje, op een terras, kop in de zon, goede vrienden om je heen, een goed gevoel in je benen. Wat kan het leven aangenaam zijn, toch?
Wat minder aangenaam was, was de aanwezigheid van 75 Harley Davidson motoren, met berijders. De berijders, al dan niet passief, waren ok. Mensen met pakken aan, met veel leer en uitmonsteringen en met een hele aparte stijl van haardracht, maar dat is ok. Dat hebben wij, fietsers en zij, korfballers en hullie, hockey meisjes en gullie, biljarters ook. Dat respecteer ik, je leeft en doet je ding en je kleed je zoals je wilt. Maar waarom, waarom ga je met die motoren met 85 decibel en meer de plekken waar nog enige rust heerst verstoren? Waarom? Ja, het is de openbare weg, natuurlijk is dat zo. Niemand kan je, of wil je, verbieden hier te komen. Maar moet het dan ook echt? Ik bedoel, je rijdt op een geweldige machine, een fraaie tweewieler die misschien wel 250 Km/hr kan doen. Waarom zoek je dan niet diverse race circuits uit, of de snelwegen in Duitsland om je hobby uit te leven? Waarom moet je dan de rustige en stille heuvels van Limburg (of de dijklandschappen of de polderwegen) kiezen om de rust te verstoren met je knetterende Db's? Begrijp je dan niet voor hoeveel mensen je hun enige dag van stilte en rust in de natuur verstoort? Mensen die een hele dag werken in fabrieken of kantoren of werkplaatsen waar het altijd al rumoerig is? Of werk je zelf niet dan of zo?
Op het terras vroegen Bas en Paul zich dan ook af wat voor mensen dat nu waren, die, allemaal onder dat leer en die kettingen gehuld, hier waren neergestreken als een kudde dieren en nu, net als die kudde, zich zat te laven aan een bron? Ik antwoorde dat het waarschijnlijk, net als wij, artsen, fysiotherapeuten, fietsenmakers of winkelmedewerkers waren.
We gingen door. We pakten alle klimmetjes verder mee. Ik kwam boven op de Kruisberg, een kreng, maar ik kwam goed boven. De Eyserbosweg? Ik kon grappen maken met mensen die in de berm zaten te rusten. Ik was goed en voelde me senang. We misten ('helaas') de Keutenberg, maar compenseerden dat door de Sibbegrubbe te rijden. Ik had een gesprek met een man, die gelijk met mij opreed. De Cauberg was het laatste obstakel en ik dacht terug aan een jaar geleden, toen ik de AGR deed en mijn naam werd omgeroepen. In een vreselijke en plotse hagelbui reed ik daar. En ik leed en had het zwaar en nu, nu ik had fun. God, zou klimmen ooit mijn ding worden?
In Berg en Terblijt kreeg ik 'likes' van de mannen.
Frits trakteerde op het (voor ons) traditionele en heerlijke gerecht: Friet met Soervleis, het was heerlijk.

maandag 6 mei 2013

In het zuiden

Mensen, mensen wat een fantastische dag hebben we vandaag beleefd! Het was groots. Vandaag, ondertussen al weer gisteren, zijn we met de club van 'De Berg', exclusief Gerard, weer eens afgereisd naar het zuiden. Zoals verteld, gaan de Grote Drie, (qua klimcapaciteiten, hoor, niet qua gewicht) met de Pinksterdagen naar de Vogezen, "ten einde de klimbenen een ultieme test te geven voor het bezoek aan de Stelvio", zo schreef sportjournalist Lucas G. in zijn dagblad. Ik zanik weer eens. Maar, we gingen wel naar het zuiden. Weer eens naar ons oude en vertrouwde stekkie in Berg en Terblijt. Achter de grote RK kerk hebben we nu al een jaar of wat een bijna permanente parkeerstek. Er staat nog net niet een bordje met onze kentekennummers er op, maar het scheelt niet veel en, inbelding misschien, het lijkt alsof de omwonenden ons al een beetje herkennen. We worden gegroet, in ieder geval. Vreemd is dat misschien dan ook weer niet. We zijn dan wel westerlingen, 'Ollanders', hier en zijn natuurlijk wat luidruchtiger dan de doorsnee Limburger. (Althans, buiten de Carnaval, natuurlijk) Maar last van ons hebben ze niet hoor, we zijn, voor Hollandse begrippen dan, muisstil, zetten het voertuig neer, zetten fietsen in elkaar en kleden ons om. Na tien minuten of zo zijn we op weg. We plassen niet eens wild tegen de haag van kerk en pastorie, dat zou wel heel grof zijn niet? Maar na de ochtend koffie en een lang zit in de auto moeten we wel en we zoeken daarom en keurig, al dan niet door de plas van honderden voorgangers, verroest hek op, even voorbij het dorp.
Het is druk op de wegen en paden van Limburg. (Later meer) Maar, dat was te verwachten. Het voorjaar was opeens losgebarsten en uitgebroken, afgelopen zaterdag. De temperatuur speerde omhoog, de zon had haar winterslaap afgeschud en de wind had gedacht om het zuiden maar eens op te zoeken om vanuit te gaan waaien. Kortom: voorjaar. De tocht die we gingen maken was een bijna replica van de vorige jaren, met enkele veranderingen. Samen met Frits had ik de route uitgestippeld en Frits had het beklimmen van de Pietersberg, iets ten zuiden van de oudste stad van het land, in het parkoers opgenomen. Ik had die klim wel eens gedaan, maar vanaf een andere kant. We kwamen nu vanaf de Maas zijde en draaiden, toch nog onverwacht, het klimmetje op. Ik was behoorlijk gespannen natuurlijk. Je weet, klimmen en ik, da's hetzelfde als ei en geen zout, als een boek zonder letters, als een fiets zonder wielen, namelijk, onbestaand. Ik gaf het al eens aan in een vorig Blog, maar toen ik (en later we), Het Rijk van Nijmegen en de Veluwezoom deden, vond ik het allemaal minder erg dan in voorgaande jaren. Dat heeft alles met de beklimming van de Alp te maken. Heb je die ooit eens opgereden, dan zijn de klimmetjes in ons land grappig om te doen en 'that's it!' Meer dan dat is het niet. Ja, het doet zeer, ja, 't is lastig en vervelend, maar meer ook niet. Ik bedoel, het is maar een heuvel. Geen berg, gewoon een obstakel in een vrij vlak landschap.
Nee, nee, ik ben niet van mijn geloof 'gepleurd', begrijp me. Klimmen zal nooit mijn 'ding' worden, Maar alles is relatief en je moet het allemaal in zijn eigen context bekijken, hoor!
Als dit geen fraaie en nietszeggende filosofische zin is, dan weet ik het niet meer!
En, zoals ik al een beetje dacht en verwachtte, liep het niet, hier op de Pieterberg. Het is een gemeen klimmetje, maar mede door het slechte wegdek. Het is smal, dat klimmetje en het asfalt is verbrokkeld en er liggen stukken gruis. Die wil je, op je smalle bandjes, natuurlijk ontwijken en dat deed ik ook en zo hing ik iets later tegen de rotswand aan. De Mergelrotswand, natuurlijk. Maar, ik bleef vaart houden en iets later was ik toch boven. (Ik passeerde nog een man en raakte zo mijn titel "Slechtste klimmer van Nederland" kwijt. Verdikkeme!
De mannen waren ver voor me uit, maar da's al jaren zo en ze stoppen trouw boven op elke klim. Op de volgende helling, de Rue de Garage, oplettende lezertjes hebben dus al gemerkt dat we in Waals België zijn ondertussen, ging het iets beter. Ik kende het klimmetje ook en wist dat er een paar fraaie en lopende bochten in zaten. Mijn hartslag deed wat ze hoorde te doen, namelijk, net als ik, stijgen, maar ik zorgde ervoor keurig rond het omslagpunt te blijven. Ik ga er van uit dat jij, de lezer, dat begrip omslagpunt kent.
(Ik hoop dat ik kan schrijven: jullie en lezers.)
De noordkant van de Hallembaye is en makkie! Hoor wie het zegt! Moi, me, ich, ik de absolute baksteen van de wereld! (Opeen na, dan) Maar 't is zo. Op het gemak kwam ik boven, stuurde de steile afzink in en genoot. Daarna reden we de Voerstreek binnen. Dat binnenrijden gaat bij onze zuiderburen over hun zogenaamde 'provinciale wegen'. Die lijken, qua uitvoering een beetje op onze 'A' wegen. Ze zijn breed en hebben geen fietspaden. Maar dat is dan ook de enige vergelijkingen die je kunt maken. Waar onze 'A' wegen, maar ook de N en de weet ik veel wat voor wegen, uitblinken in redelijk tot zeer goed wegdek en het aanwezig zijn van allerlei borden die je in pictogram stijl meedelen waar je heen moet en waar je dat kan en wat je wel dan niet mag, dat bestaat hier dus niet.
We reden de Voerstrek binnen. Ik reed met Paul wat achterop, het golft hier net zo als in de Golf van Mexico en mijn vriend, die de vorige tocht hier niet had gereden en de streek niet kende, zat te glunderen en te glimmen en te genieten.
De Voerstreek is een vreemd stuk van België. Het is een soort 'bolletje' dat onder ons Limburg ligt, maar behoort tot hun Limburg, hoewel ze er nergens aan grenst. Daarnaast is de Voerstreek, Vourons, Franstalig. In de jaren zestig trok de toenmalige regering van het land de 'taalgrens.'
Daarbij werd de Voerstreek aan het Vlaamse, Nederlandse, taalgebied toebedeeld, maar dat was fel tegen de wil van de inwoners in. De jaren zestig waren woelig, na de drukte van de wederopbouw kregen de mensen het sociaal zekerder, werden ze kritischer. Door de verbeterde economische toestanden  konden ze (meer) kranten kopen, werden ze beter geïnformeerd, kwamen er meer Tv zenders en meer opinie programma's en hadden mensen meer vrije tijd. Ze lazen meer en kregen meer info. Daardoor ontstonden onder andere de 'rellen' van '68 maar ook de opstand in de Voerstreek. Ene Happard was daar de 'Sjors van de rebellenclub'.
Er zijn zelfs doden gevallen, daar, voor zover ik me herinner.
--later meer--














zaterdag 4 mei 2013

Het Rijk van Nijmegen en zo



Goed, we waren dus op weg in het rijk van Nijmegen en nu, na de fraaie brug bij Westervoort te hebben overgestoken, waren we in de Veluwezoom aangeland, waar het tijd werd voor en stop met koffie, appelgebak en nicotine. In Rheden was bijna alles dicht, dus besloten we ons heil te zoeken in De Steeg. Daar is een cafetaria, De Linde geheten, een nette en keurige gelegenheid, zoals dat vroeger heette. Ik heb over die gelegenheid al een paar maal eerder geschreven in dit Blog, naar aanleiding van een bezoek dat E. en ik daar brachten ten einde een smakelijke kroket tot ons te nemen. Zo was ik op de hoogte gekomen van de actie om geld in te zamelen voor een nieuw standbeeld van het echtpaar Carmiggelt. (Ik had daar zelfs de columniste Sylvia Witteman voor geënthousiasmeerd.) Een standbeeld dat ooit eens door (brood)dronken jongelui vernield was. (Zie onder andere mijn Blog van 070412) Bij het binnenrijden van het dorp stond daar inderdaad het vernieuwde beeld. Een fraaie bronzen sculptuur, van het echtpaar, zittend op een bank. In de ideale wereld zie je het hierboven afgebeeld.
De Linde was open en Frieda, de uitbaatster, herkende me een beetje. We hadden een leuk gesprek, ze herkende me nu wat meer en we dronken lekkere koffie, zonder gebak, maar met een tosti. Daarna gingen we de Veluwezoom zelf in en op. Klimmen zal nooit mijn ding worden, maar na 'De Berg' is alles relatief. Ik lette op mijn hartslag, op mijn verzetten en, voornamelijk, op de omgeving. Het was een fraaie lentedag, hoewel nog erg fris. Ik was gekleed in het kort, zal ik maar zeggen en dat kon prima. De jongens reden, net als op de Zeven Heuvelen weg, bij me vandaan, maar: 'what's new?' Even ging ik toch de fout in, toen ik toch nog Frits' achterwiel wilde pakken en hoorde van mijn hartslagmeter alarmerende piepjes. Ja, in het rood, ik reed op 100% hartslag en mijn horloge gaf dat chagrijnig aan met een zwart blok. Ok, klok, ok, ik laat de Feun rijden, is goed. Het zwarte blok verdween, de piepjes stopten en ik was weer in en met de omgeving en de nu echt op uitbreken staande lente.
(De milieu tijgers hebben hun gelijk gehaald. Het koude weer van de afgelopen maanden komt niet omdat de aarde opwarmt, maar juist omdat de aarde niet opwarmt of zoiets. De kou en de koude wind komen van gesmolten ijskappen en zo. Ok, ik ga het zien. In een milieu serie op de Belse TV, een serie documentaires uit de jaren 0 van onze eeuw, vertelde men blijmoedig, dat de ijskappen rond het jaar 2009 volkomen gesmolten zouden zijn. Ok, ik ga het zien.)
Velp door en daar, langs het fraaie Bronbeek, naar Arnhem. Er zijn steden die fietsonvriendelijk zijn. Haarlem is zo'n stad. Er zijn steden die fietsonvriendelijker zijn, Eindhoven valt daaronder en alle Vlaamse steden, trouwens hel Vlaanderen doet dat, maar Arnhem spant de kroon. (Nee, nee, no pun, net voor K(r)oningsdag) Zoals we tijdens een vorig bezoek al hadden gemerkt, ontbreekt iedere indicatie van richting, voor fietsers, dan. De bekende rood/witte bordjes zijn een schaars goed in de stad van Arnhemse meisjes en trolleybussen.
(Over die bussen, ze rijden hier nog steeds, moest ik even het geintje aan Paul kwijt. Ik had het een jaar of wat geleden al gemaakt, mar omdat het zo flauw is, was hij het al weer kwijt. Toen was mijn gabber nog officier bij de Marine, maar, zoals jullie al gelezen hebben, is hij nu fietsenmaker. Mijn vraag, wat het verschil was tussen een trolleybus en een fietsenmaker, wist hij dan ook niet. Dat en trolleybus stopt als hij de draad kwijt is, is natuurlijk veel minder leuk als je er officier van maakt, maar toch kwam het flauwe geintje wel aan.)
In de buurt van het station stond een bordje, zowaar: "Arnhem Zuid". Nu ja, dat was de windrichting die we zochten en we volgden dat. Maar, dat was het. Op een gegeven moment zagen we in de verte een hoge brug en na veel navigeren door straatjes en straten kwamen we daar aan. Frits zag het Gelredome, waar Vitesse die middag thuis zou spelen. En, verdikkeme, bordjes. Elst en Nijmegen! Helemaal goed. Dus vol vertrouwen verder maar vanaf daar verder geen enkel bord meer zien. We moesten naar het zuiden en hadden aanvankelijk de zon, het was nu rond 1400 uur, schuin rechts tegen, dus dat ging helemaal goed. We fietsten door saaie en uitgestorven wijken. We kregen de zon recht voor ons, ok, naar het zuidwesten, kregen haar schuin van links, toch meer westelijk, dus en daarna helemaal in de linker flank en op een gegeven moment wierp ze, de zon, onze schaduwen voor ons uit en reden we dus naar het Noordoosten! En, nergens een bordje te zien.
We kruisten busbanen en ringwegen maar, nergens een Arnhems meisje of M/V die ons op weg kon helpen. Ja, opeens een mijnheer met een hond, die ons, op onze vraag waar we de weg naar Nijmegen konden vinden, bevreemd aankeek, 'Maor die weg giet naar Nimegen, volg het fietsepad en je kump der', of zoiets was zijn, geruststellend antwoord.
We staken de rivier over en nog een en ja, daar lag Nijmegen. Dat was mijn bekende terrein.
We hadden dik 140 kilometer gereden en waren moe maar voldaan.
In Maarsen borg ik de fiets in ons voertuig en spraken we af, om a.s. zondag, morgen dus, in Limburg te fietsen. Ik ben benieuwd!

vrijdag 3 mei 2013

Het rijk van Nijmegen en verder

Zoals ik al eerder heb gemeld op mijn Blogs, is het dit jaar tijd voor de beklimming van de Stelvio, die lange pas in de Italiaanse Dolomieten. Althans, dat is zo voor de vrienden. Ik heb al verteld dat ik heb afgehaakt voor die tocht. Daar liggen nogal wat privé redenen aan ten grondslag en, zoals het woord 'privé' al aangeeft, is dat dus een persoonlijke, of zijn dat meerdere persoonlijke redenen. Maar, het fietsen met de mannen en het verkeren in het gezelschap van hen, echte vrienden, is dermate prettig, dat ik wel zoveel mogelijk voorbereidingstochten met hen wil ondernemen. Dat geheel zal dan in hun geval culmineren in de beklimming van die Dolomietenpas. Ik zal die dag, als hommage aan hen, de Haarlemmermeerpolder gaan rondfietsen. Ja, die polder verfoei ik als de hel, eerlijk is eerlijk, maar afzien is afzien, ook op het vlakke.
Ik geef een kleine hint. In 2014 heb ik, nu ja, wij, hopelijk, alle set backs achter ons en ik heb de mannen alvast een hint gegeven, de afgelopen winter. Er wordt wijn geteeld op een berg, die als de 'Winderige berg' bekend staat. De Mont Ventoux! Die 'tjot', 'marinespeak' voor berg, wil ik absoluut doen. De jongens hadden de hint eerst niet helemaal door, toen ik met twee van die, fraai ingepakte flessen, aankwam. Iets later viel hun 'frank', zeg maar. Ze waren, die dag, minder enthousiast, want nog volop in voorbereiding voor de Stelvio.
Maar, er moet getraind worden. Er moeten kilometers worden gemaakt, afstanden in de benen worden gekregen, man, wat een krom Nederlands, ik had het Kroningslied kunnen schrijven, lijkt het, maar in elk geval, er moest gefietst worden. Ik schreef al, dat ik de eerste rit, met Paul en Bas, uitgevallen was, vanwege een dubbele lekke band. Achteraf, gepsycholigisofiseer, is dat natuurlijk een teken aan de wand geweest. Ik bedoel, ik zou niet mee gaan voor de rit der ritten, dus heerste er wat gemakzucht bij me en wat verwaarlozing van mijn materiaal bij me, zou de insider kenner van mijn brain zeggen. Ware het niet dat dat Bull was, want ik verzorg mijn fietsen alsof ze mijn kinderen/kleinkinderen zijn, heel erg goed dus. Nee, het was toen tot twee maal toe domme pech.
Maar goed.  Een week of wat later had ik een herkansing. Het was tijdens dat vakantieweekje, ik schreef er over, met die prachtige foto's van Esmee van de ruïne van Batenburg, dat de gedachte bij me opkwam om eens in deze streek te gaan fietsen.
Wij, harde kern, fietsten op een zondag in de fraaie Noord-Hollandse polders, maakten een hoop kilometers en deden een bakkie in Broek en spraken wat over de volgende rit, die, geleidelijk, naar 'boven' moest gaan.  Frits opteerde voor de Veluwezoom, ik bracht de streek rond Mook in en we kwamen tot een compromis: we doen de combinatie! Jullie kennen me nu ondertussen. Ik ben slim, knap, intelligent en vooral heel bescheiden. Dus, in al mijn bescheidenheid stelde ik voor om dan maar de combinatie van beide heuvelroutes te gaan maken en dat ik die wilde uitstippelen. Paul en Frits stemden gretig toe. Dus zat ik, vanaf Broek in Waterland en de Galerie van Elly Koot al met een geestelijke Tom/Tom in mijn hoofd.
Lang verhaal, nog korter. Ik stippelde een tocht uit, vanaf ons vorige vakantieadres. Het was en fraaie route. Ze ging door Mook, over de Mokerhei, via Berg en Dal en door Nijmegen. Daarna hadden we het vlakke land van de Oost Betuwe voor ons. Ik vreesde dat het heel saai zou zijn en kwam dan ook niet bedrogen uit. Slechte fietspaden en een vlak land, waar Rijn en Waal zich hadden gesplitst en een eiland hadden achtergelaten, (De Betuwe, waar ooit de zo trotse Bataven woonden, voerden ons naar Arnhem. We staken een brug over, reden naar Rheden, (nee, dit is niet gezocht, dit lees ik ook net nu,) langs het water en zochten een koffiestop in dat dorp.
Rheden behoort vermoedelijk tot de streng gelovige plaatsjes in ons land, want niets was 'open'.
Ja, een pannenkoekenhuis. Maar daar stopte net een bus met 80 senioren, gewapend met of leunend op rollators of krukken. We wisten dat we, aansluitend bij dat genootschap, waarschijnlijk een uur zouden moeten wachten op onze koffie met!

--morgen meer--










Het jaar dat ik niet fietste (4)

  Enfin,ik kom bij dokter Blom terecht, op de afdeling Radiotherapie. Die afdeling zit behoorlijk verstopt in het ziekenhuis. Op de min 2 ...