vrijdag 19 september 2014

Blaosmuziek 2

Wat natuurlijk het fort Eben Emael moest zijn, hierbij zet ik het terecht

=Tijdens een vakantie in Rekem, in Belgisch Limburg, wilde ik en fraaie tocht maken richting dat fort en wilde ik eigenlijk via de Voerstreek terug.=

Ik vertrok die mooie zondagmorgen al voor achten. Mijn lief zou de kat gaan verzorgen, dat moet altijd rond negen uur en rond 2100 uur. Dat zijn de tijdstippen dat ze haar medicijn (Insuline) toegediend moet krijgen en dus stapte ik met een gerust hart op mijn fiets en vertrok richting Lanaken. De route ging, zoals altijd in België, langs een nationale weg, de 
N 78 en ik beloof dat ik niet meer zal klagen over de beroerde staat van de wegen of het (bijna) totaal ontbreken van fietspaden in het land van de zuiderburen. (heel ven dan) Dat manco afwegende aan hun heerlijke bieren en hun fantastische frieten en omeletten en zo, is slecht spijkers bij eb zoeken.
Ik passeerde dorpjes, die nog in diepe zondagrust waren. Het was een vroeg voorjaar en heel lichtelijk kwamen er groene strepen van gewassen in de landerijen. In Veldwezelt kon ik het fietspad langs het Albert kanaal gaan volgen. Ja, zowaar een fietspad en niet eens een slechte. Het kanaal heette hier nog het "Albert kanaal", maar iets verderop, ten zuiden van Maastricht kom je dan in het Franstalige België en toen heette het kanaal opeens: "Canal Albert". Soit. Ik ben een beetje pedant en heb wat schoolmeesterachtigs in me, dus jullie gaan er niet aan ontkomen. 

Het Albert kanaal, genoemd naar koning Albert, loopt van Luik naar Antwerpen en was bedoeld om de delfstoffen van de mijnen van de Ardennen, steenkool en zo, zo goedkoop mogelijk af te voeren naar de grote nationale haven. De planning van de werkzaamheden begon in 1920 en in 1939 (pas) werd het kanaal geopend. Het water begint op een hoogte van 60 meter boven zeeniveau en je begrijpt al dat er de nodige sluizen zijn. Er moest een enorm stuk door een plateau gegraven worden, door het plateau van Caestert, zeg maar de zuidpunt van de Sint Pietersberg, die zich vanaf Maastricht naar het zuiden uitstrekt en juist over die doorgraving had ik eens in een bijlage van De Volkskrant gelezen. Dat het een mooi en indrukwekkend punt zou zijn en dat je van daaruit aan de voet van de klim naar het beroemde fort, later meer,  zou komen. Het kanaal volgt een kilometer of vijftien de grens met ons land. Maar, in tegenstelling tot eerder verhalen over slechte fietspaden, was dit fietspad gewoon goed. Er was veel macadamweg, soms waren er wat klinkers, er was een enkele kasseienstrook, maar het uitzicht was mooi, sterker, fraai. Maastricht, het blijft een prachtige stad, trok aan mijn linkerzij voorbij, ik zag kasteel Kanne van heel ver en moest in Vroenhoven afscheid nemen van het kanaal want daar hield het fietspad op. "En wel onmiddellijk", zou een strenge onderofficier zeggen, maar het was wel zo. Zo reed ik op een fietspad en zo was er geen fietspad, maar een berm of een stuk modder. Geen aanwijzingen, geen waarschuwingsborden of borden die een afslag aangaven, nientje, nada. In de hohouwers, stijl in de ankers, dus en even kijken waar ik was. Ik fietste noodgedwongen iets terug en zag een steile klucht dat naar het dorp Vroenhoven zelf leidde. 
Het was nu rond tien uur en langzaam begon de zon door de nevel heen te prikken. Ik kwam al snel aan de rand van het dopje uit en wist even niet waar nu naar toe te gaan. Ik zei het al: fietspadden in België zijn een zeldzaamheid, maar "fietsborden", die fraaie witte bordjes met rode letters die ons in ons land zo goed de weg weten te wijzen, zijn zo goed al non-existent in het land van Koning Filip. Nu moest ik naar het zuiden, dat wist ik, dus de ochtendzon moest ik aan mijn linkerhand houden. En, als je het centrum van een dorp/stad wilt vinden: zoek naar de kerk. In kleinere plaatsen staan kerken altijd in het centrum en is het dorp of het stadje, rond die kerk gebouwd. (Vooral in het zuiden dan. In de Noordelijke veenkoloniën kom je er niet zo makkelijk mee weg. Daar, in ie lintbebouwingen langs die kaarsrechte en saaie kanalen, zijn geen centra van dorpen. De kerk staat ergens tussen het eerste en het zevende "Dwarsdiep"  van dat dorp of zo, weet ik uit mijn jeugd.)
Maar, in Vroenhoven, hoefde ik niet eens op mijn pedalen te staan of mijn fraaie 'bip', al zeg ik het zelf, uit het zadel te verheffen om te zien waar de kerk was. Ik hoorde die kerk al van verre! Ik hoorde, maar nu ga ik jatten van de zanger/componist Ge Reinders, maar wel in een begrijpbare (en hele vrije) vertaling, hoor:
"het gerettekket van een trompet 
het geluid van de trombones trokken ons naar voren op de stoep,
Bij de kerk waren natuurlijk weer twee kroegen en een plein
en daar speelde de fanfare heel fijn:
"BLAOSMUZIEK"

En verdomd, het was waar! Ik hoorde blaosmuziek! Nu pas herinnerde ik me dat fraaie, maar oh zo muzikaal ingewikkelde nummer van die Ge Reinders. Ik zag bij de kerk een fanfare hun ding doen en schetteren schuiven en toeteren en bellen en ik dacht: ja, dat is nu het Rijke Roomse leven, toch?
Ik heb der niets mee, maar heb we Roothaert en Kortooms gelezen en zo.
-ik ga er nog wel wat over schrijven, hoor=



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

De troost van Ceciel

  Man, dat internet/facebook/Twitter, weet ik het allemaal, niet alleen vijanden maakt, maar dat je ook vaak vrienden krijgt, mag blijken o...