E., mijn vrouw en
geliefde zijn een weekje neergestreken op de Veluwe, in Eerbeek. Het is een
jaar of wat geleden, overigens. Het is maart en bijzonder koud. Toch fiets ik
elke dag mijn rondjes door de fantastisch mooie streek.
Het is en blijft koud, door een strakke wind die uit het
oosten en dus uit de Duitse laagvlakte en vanaf daar van de polaire streken in
Zweden en Finland komt. Het voordeel van die sterke wind is dat hij alle
wolkenvelden naar verre oorden verjaagt en zorgt voor een zonovergoten
vakantie. Op ons terrasje voor de bungalow, zitten we op het westen, uit de
wind en is het af en toe behaaglijk te noemen, zelfs. Als ik deze ochtend mijn
krantjes heb afgeleverd aan mijn lief, die aan de koffie en een puzzelboekje
zit met een muziekje op de Tv, ligt de poes voor de open haard te spinnen. De
open haard doet het niet eens, er is een prima CV installatie die een
behaaglijke warmte geeft, maar poezen zijn conservatief en hebben het idee, al
door de eeuwen heen bij hen gevestigd, dat haarden het gewoon doen en voor de
warmte zorgen. Dag kat, blijf lekker liggen, geneer je niet, ik ga wel weer de
kou in, hoor.
Ik daal, wijs geworden ondertussen, het steile en hard
bevroren paadje vanaf het plateau waar onze bungalow staat, naar de weg af en
moet goed uitkijken om niet alsnog in een of ander voertuig spoor te raken. Dat
gebeurde me afgelopen maandag, maar ook gistermorgen was het bijna prijs, dus
ik heb mijn les nu duidelijk geleerd en heb mijn voeten niet in mijn pedalen
geklikt. Op beide dagen ging ik bijna op mijn muil, doordat er wat ijs lag in
de goten die de auto’s van de bezoekers hier hadden gevormd.
Ik maak een rondje langs het ereveld Loenen en stap even af.
Ik loop even, het is te koud om stil te staan, de grote begraafplaats op. Ik
ben onder de indruk! Was het veld aanvankelijk bedoeld voor de gevallenen uit
WO2, sinds de jaren tachtig, geloof ik, is het de begraafplaats voor alle
gevallen NL militairen. Het ereveld is prachtig uitgevoerd. Kronkelende paden
door een bosgebied waar platte gedenkstenen aan liggen, met niet alleen kille
data, maar ook zoveel mogelijk, beknopte biografieën van de gesneuvelde. (Held,
zeg ik. Held. Ik weet wat het is om militair te zijn. Gelukkig heb ik nooit ‘het
hoogste offer’ zoals dat wat smalend zou kunnen worden uitgelegd, hoeven te
brengen, maar die aangehaalde woorden bedoel ik heel ernstig. Ik sta niet te
lang stil, mijn benen koelen nu al af, het is geloof ik, door de “wind chill
factor” min tien of zo.
Ik ga verder en via het dorpje/stadje Eerbeek rijd ik over
het vrij liggende fietspad richting Laag Soeren en Dieren. Dat fietspad ligt er
mooi en schoon bij en met het windje behoorlijk fel in de rug nu, ik rijd in
zuidwestelijke richting, draai ik een aardig snelheid en kom soms tegen de
vijftig per uur. Er ligt nog ijs op het slootje dat tussen het fietspad en het
weiland waar ik langs fiets. Ik ga dwars door Dieren, thuisstad van de Gazelle
fietsen, en geboorteplaats van Eric Breukink, een van de beste coureurs die ons
land ooit had, passeer de fabriek en, over het spoor sla ik de richting van
Ellecom in. Iets verder ligt, wat misschien wel de mooiste laan van Nederland
is, de Middachter Allee. Een prachtige laan aan beide zijden door een dubbele
rij (beuken?) bomen omzoomt. Deze mooie brede laan is ooit nog als heerweg
aangelegd door prins Frederik Hendrik, zoon van en broer van om zijn troepen
sneller te kunnen verplaatsen. ?? Nu ja historisch besef: zoon van Willem de
Zwijger en broer van prins Maurits. De stedendwinger, werd hij genoemd. Een
hele belangrijke veldheer in die tijd!
Ik rijd op het vrij liggende fietspad naast die mooie weg
met aan mijn rechterhand langzaam omhooglopende weilanden die tot aan de
spoorbaan naar Zutphen leiden. Daarachter liggen nog steeds kale bomen op een
helling. Ik ken deze streek, ik ben hier ooit eerder geweest, tijdens een
kwalificatietocht voor Parijs-Brest-Parijs, maar My God, ik kom weer onder de
indruk van de schoonheid van de streek. In De Steeg moet ik bij de kerk scherp
rechts af, dat weet ik, maar ik ben zo verwend met richtingsborden, die ik hier
nu niet zie, dat ik die afslag mis en toch nog een stukje te ver fiets.
Even later maak ik een bocht, ga onder het spoor door en
maak meteen nog een bocht van 180 graden en kom zo toch aan de voet van de
klim. Doordat er geen enkel bordje geplaatst is, die deze klim aangeeft vind ik
dat de gemeente en/of de provincie hier ook een steek hebben laten vallen.
(maar dat is puur gechagrijn achteraf, hoor. Ik bedoel, in België geven ze niet
eens de weg aan, laat staan heuvels of routes en zo. Maar: geef dit soort
geliefde routes toch aan voor de mensen die hier willen fietsen en niet tot de
kenners van de streek behoren! Dat is een kleine service en het bezorgt de
provincie wel veel meer bezoekers!)
Je kunt de hele klim van de Posbank op het buitenblad doen,
als je in conditie bent.
Ik ben nog niet echt in conditie, maar de ketting blijft wel
op het rechterblad. Achter schakel ik wel wat tandjes kleiner. De eerste 400
meter van de klim zijn vrij steil, tot een 8 procent stijging, schat ik. Ik
voel mijn longen, maar niet mijn benen en dat is voor mij een goed teken,
namelijk dat mijn vorm groeiende is. Na 400 meter en tot 600 meter vlakt het
klimmetje weer af. Ik moet natuurlijk niet overdrijven, het is geen col, waar
ik op fiets, alleen maar een stuwwal van de Rijn, dus geen dramatiek nu.
Maar na 600 meter volgt er toch nog een beetje een pittige
tweehonderd meter, en daarna rijd ik over een soort plateau, waar het vals plat
naar boven gaat. Ondanks de kou krijg ik het warm in de klim. Ik doe mijn
lekkere warme muts, die ik vanmorgen wel heb opgezet, af en stop die in de
achterzak. Boven gekomen, bij het bezoekerscentrum, draait het fietspad scherp
naar rechts en dan opeens scherp stijgend ook, naar boven. Na 100 meter wordt
het gelukkig weer vlak en een stukje verder verdwijnt het pad opeens in het
totale niets achter een bord "verboden in te rijden".
Het pad, de weg is opeens helemaal weg en alleen een stuk
bevroren zand herinnert aan het feit dat hier ooit een fietspad lag. Iets
verder zie ik een werkploeg grote brokken voormalig fietspad asfalt op wagens
laden. Weer een gemiste kans: een informatiebord en een omleidingsroute hadden
hier niet misstaan, gemeente en provincie! Ik moet nu natuurlijk wel over de
rijweg en zo maar zien waar ik uitkom, want rijweg en fietspad liggen niet
parallel hier en ik kan daardoor de richting van mijn route niet goed bepalen. Iets
verderop staat een, in een fel oranje hes gehulde, wegwerker iets vaags te
doen. Ik vraag hem wat er nu eigenlijk aan de hand is. Vol trots vertelt hij
dat er een heel nieuw fietspad wordt aangelegd. Ik vraag hem ook hoe ik nu
verder moet rijden, maar hij weet het ook niet, hij is niet van de streek. Ik
volg de rijweg dan maar en uiteindelijk is er dan toch een fietspad dat naar de
Emmapiramide voert, wat het tweede doel van de dag is. Kennelijk is deze heuvel
een geliefde uitlaatplek voor honden, want het lijkt wel een kennel. Dik en
modieus en chic aangeklede dames lopen hier met honden van allerlei model en
prijsklasse, die elkaar blaffend begroeten of juist intimideren, ik weet dat
niet precies. Wij, E. en ik, zijn meer poezenmensen. De Emmapiramide is fraai,
zeer fraai en klimt wel iets, maar niet genoeg om pijn te doen, zelfs niet aan
mijn longen.
Vanaf hier duik ik Rozendaal binnen en dan zie ik zie ook
waarom dit de meest welvarende gemeente van ons land is. De mensen hier wonen
niet in gewone huizen of villa's maar op zijn minst in residenties of zoiets,
man, wat is het hier poep- en poep chique. Aanvankelijk was ik van plan om via
de Woeste Hoeve terug te rijden, maar ik krijg het toch knap koud nu en ik weet
dat als ik die richting opga ik die hele bak ijskoude noordoosten wind recht
tegen heb de volgende 25 kilometer.
Bovendien is de omgeving waar ik net doorkwam zo mooi dat ik
dat allemaal best nog eens wil zien. Eerlijk gezegd begin ik ook trek in een
tweede kop koffie te krijgen. Ik passeer en bewonder het kasteel van het
dorpje. Vroeger was het een bijna vast schoolreis adres, omdat de
“bedriegertjes” hier zijn, die venijnige en stiekeme waterspuitertjes, waar
menig kind en volwassene, nog steeds leuke herinneringen aan bewaart. Ik draai
om en ga de "Kluisberg" op, onze eigen Mont Ecluse, zeg maar, zoals die op de grens met België en
Frankrijk ligt en in de meeste Vlaamse koersen wordt bereden.
Bij het kerkhof, dat halverwege het klimmetje ligt, merk ik
dat ik toch echt naar het middelste blad moet schakelen, het gaat hier
verdraaide steil omhoog. Maar, hoe ik ook schakel, de ketting blijft op het
buitenblad. Ik val én bijna én ook helemaal stil, maar kan net op tijd nog voet
aan de grond krijgen. Een mevrouw, met hond, lacht wat meewarig om dit
geklungel. Ik vloek voor me heen en zet handmatig de voorderrailleur op de
juiste stand. Da's een verademing. Iets later kom ik boven op de Kluisberg en
kan ik weer naar het grote mes terug. Ik schakel nou een paar keer naar klein
en kleiner en terug naar groot, en alles schakelt perfect. Is het spul bevroren
geweest misschien? Via de prachtige heidevelden van het Rozendaalsche veld rijd
ik nu op een honderd meter boven NAP en met fantastische uitzichten. Op deze
vlakte waait het ook pittig, maar ik rijd af en toe wat beschut tussen de
boomgroepen. Boven aan het veld stop ik even en bel een collega. Ik wil hem,
die in de somberheid van een super werkt. even de ogen uitsteken dat ik in het
(fletse) voorjaarszonnetje rijd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten