maandag 4 augustus 2014

Een toevallig ongeval (2)





--Ik rijd dus langs de Kromme Mijdrecht en bewonder het soms heuvelachtige landschap dat zich op de rivier voordoet en hierbij een voorbeeld van het voornoemde heuvelland--
Iets verder, vlak voor het dorpje De Hoef, maakt de rivier, en het weggetje erlangs, een dubbele S-bocht, die behoorlijk onoverzichtelijk is. Hier moet je dus echt goed in sturen en helemaal aan jouw kant van de weg blijven want anders heb je totaal geen zicht op de bochten. Voor ik bij die wat rare plek kom zie ik een stuk of wat auto's aan de kant van de weg staan. Goh, vraag ik me af, is er iets te doen of zo? Maar ik zie een hoop mensen op het smalle dijkje die allemaal kenbaar uit de voertuigen zijn gestapt en zich een beetje verdringen in de volgende slinger van de bocht. Ik laveer tussen auto's en mensen door en zie, de bocht omkomend, de oorzaak van de opstopping. Er ligt een blauwe motor dwars op de weg, kennelijk geslipt of aangereden. De bestuurder ligt half op de weg en met zijn hoofd in de smalle berm. Een oudere man zit achter het 'slachtoffer' en houdt met gespreide benen het hoofd van de ongelukkige in bedwang. Ik stuur rustig door het tafereel heen en dan ja, dan klikt er iets in mijn kop. 
Voor het goede begrip: ik ben tweeëndertig jaar lang ziekenverpleger geweest bij de Marine. De taken en opleidingen van die mensen, die ziekenpa's of -ma's genoemd werden waren vele, maar zeker was onze training gericht op de, zeg maar, hulpverlening bij rampen, de uitgebreide trauma behandeling, noem het maar. Ambulance dienst. Ik doe het vak nu al twaalf jaar niet meer, ik moest op mijn vijftigste met "pensioen", zoals dat heette. Ik heb het "vak" dan ook al twaalf jaar niet meer uitgeoefend, eerlijk gezegd. Nu ja, als BHV'er deed ik wel eens een reanimatie of wat en meer van dat soort zaken, maar bij een verkeersongeval ben ik al een tijd niet meer als (een van de eersten) betrokken geweest. Zoals altijd in dat soort gevallen, heb je een hoop kijkers en heel weinig doeners. Ik zie dat de enige man die echt wat 'doet', hij is met de patiënt, ja ik schiet nu in de spreidstand, een jongere kerel is. (Iedereen is bijna een jongere kerel m/v, op mijn leeftijd, trouwens.) Ik leg, behoedzaam, mijn fiets in de berm en benader de man die bezig is met de patiënt. Ik kniel naast de liggende figuur en vraag aan de jonge kerel of ik kan helpen. 'Graag', zegt 'ie en kijkt op. 'Verrek ben jij het?' Ik kijk hem aan en zie een jongen die ik twaalf jaar gelden voor het laatst heb gezien. 'Verrek, ben jij het?' vraag ik ook. Het is N.

Twaalf jaar geleden werd ik vijftig. Ik was adjudant onderofficier ziekenverpleger, nu ja, dat heette toen Logistieke Dienst Geneeskundige Dienst en ik was aan mijn laatste kunstje bezig, zoals dat in Marine jargon heet. Ik zou over een half jaar de dienst verlaten en had daar vrede mee, na 32 jaar intensief dienen, varen, uitzenden en werken. Ik was toen de chef ziekenboeg van de MKAD, een marine kazerne die ooit in Amsterdam stond, een locatie die nu ook al verdwenen/verkwanseld is, net als de rest van onze defensie overigens. De toenmalige ziekenboeg was gehuisvest in een "tijdelijke" noodbouw. Tijdelijk was toen al tien jaar of zo. Het was een reeks aan elkaar gekoppelde portocabins, waarin, naast de geneeskundige dienst, ook de tandarts afdeling, een fysiotherapeut en een Arbo arts waren ingedeeld. Ik zwaaide daar zo een beetje de scepter. Door allerlei uitzendingen naar allerlei Verweggistans en Bokkie Wokkies, had 'ik' niet veel personeel, maar dat wat ik had, was het neusje van de zalm. Laat ik het zo zeggen, ze konden over hun eigen schaduw springen, ze stegen over zich zelf uit. 

Men had eindelijk geld gevonden om de "tijdelijke" noodbehuizing in een ander, bestaand pand onder te kunnen brengen, het voormalige commandement gebouw, van de kazerne. Een fraai pand van twee verdiepingen. Ik krijg de opdracht en de eer, en dat laatste is niet cynisch bedoeld, "om der wat van te maken", zoals mijn commandant van de kazerne me uitlegde. Voor de goed orde: van mijn "Helderse" bazen, Den Helder, bedoel ik daar mee, waar de staf van de Geneeskundige Dienst zit, krijg ik geen enkele medewerking. Ik moet alles zelf uitzoeken. Dat is niet erg, maar het vreet tijd en kolen. Vergaderen met aannemers, architecten, veiligheidskundigen, verpleegkundige adviseurs, installateurs, timmerlui, tandartsen, Arbo mensen, mensen die voor bevoorrading bezig zijn, transporteurs, kortom, een dagtaak aan vergaderingen. De mensen uit Den Helder zwegen overigens in alle talen als ik om advies vraag of om een 'poppetje' extra. 
(Later, bij de feestelijke opening, staan de Helderse heren vooraan om het glas te heffen, de hapjes op te vreten en de eer op te strijken. Ik zal hun namen niet noemen. Niet om hen of hun niet aanwezige reputaties te beschermen maar om mijn oud-collegae, die dit blog ook hopelijk lezen, geen te hoge bloeddruk aan te doen. Ook zij hadden een hekel aan die bloedlijders, een titel die een Surinaams/Hindoestaanse vriend voor hen had verzonnen)
Nee, ik sta niet helemaal alleen, natuurlijk. Al het personeel, alle vijf, waar er twaalf of zo moesten zijn, helpen mee. Ook de jonge arts R. Het is een fijne peer, een jonge en enthousiaste dokter van Curaçaose komaf. Maar de meeste steun heb ik aan N. Een jonge gast, nog geen twintig, die net van de opleiding komt en het vak bij ons gaat leren, voordat hij scheep gaat op een van Hare (toen nog Majesteits jachten van oorlog.
Ik wist dat hij goed was, maar zo goed: wat heeft dat joch mij een werk uit handen kunnen nemen!
= Het klokje van gehoorzaamheid gaat tikken, morgen om 0445 weer op. Ik ga morgen maar eens verder, over N. en de verbouwing en het ongeval. De Jongedame bovenaan zag ik niet echt, maar dergelijke uitzichten zag ik wel. Om maar aan te geven dat ik niet alles voor me zelf wil houden en graag wil delen, begrijp je?=

1 opmerking:

De troost van Ceciel

  Man, dat internet/facebook/Twitter, weet ik het allemaal, niet alleen vijanden maakt, maar dat je ook vaak vrienden krijgt, mag blijken o...